God zei: ‘Laat er licht zijn,’ en er was licht. | En God zei: "Ik wil dat er licht is!" Toen was er licht. |
Jezus zei: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’ | Hij zei tegen hen: "Wat voor mensen niet mogelijk is, is voor God wél mogelijk." |
Daarop zei Filippus: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ | Filippus zei tegen Hem: "Heer, laat ons de Vader zien. Dan zijn we tevreden." |
Daarop zei Paulus: ‘Johannes doopte de mensen die tot inkeer kwamen en zei tegen hen dat ze moesten geloven in degene die na hem kwam, in Jezus.’ | Maar Paulus zei: "Johannes' doop betekende dat je wilde gaan leven zoals God het wil. En Johannes zei tegen de mensen dat ze moesten geloven in de Man die na hem kwam. Dat is dus Jezus Christus." |
Hij zei tegen hen: ‘Kom, volg Mij, Ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ | Hij zei tegen hen: "Volg Mij. Dan maak Ik van jullie vissers van mensen." |
Toen zei Jezus tegen hem: ‘Of Ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ | Jezus zei tegen hem: " 'Als U iets kan doen?' Alles kan, als je maar geloof hebt." |
Maar Hij zei: ‘Gelukkiger zijn zij die naar het woord van God luisteren en ernaar leven.’ | Maar Jezus zei: "Wat heerlijk is het als mensen Gods woorden horen en ze ook doen!" |
En Hij zei tegen hen: ‘Trek heel de wereld rond en verkondig het goede nieuws aan alle schepselen.’ | En Jezus zei tegen hen: "Ga nu de hele wereld in en vertel het goede nieuws aan iedereen." |
Jezus zei: ‘Ik zal nog een korte tijd bij u zijn, dan ga Ik naar Hem die Mij gezonden heeft.’ | Jezus zei: "Ik ben nog maar korte tijd bij jullie. Daarna ga Ik terug naar Hem die Mij heeft gestuurd." |
Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ | Jezus zei tegen haar: "Ik heb je toch gezegd dat je, als je Mij gelooft, zal zien hoe goed en machtig God is?" |
Nadat Jezus ervan gedronken had zei Hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest. | Toen Jezus van de zure wijn had gedronken, zei Hij: "Alles is gedaan!" En Hij boog zijn hoofd en stierf. |
Maar Jezus hoorde het en zei: ‘Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered.’ | Maar Jezus hoorde het en zei: "Wees niet bang, maar geloof! Dan zal ze worden gered." |
Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij.’ | Jezus zei tegen hem: "IK BEN de weg en de waarheid en het leven. Alleen door Mij kun je bij de Vader komen." |
Nog eens zei Jezus: ‘Vrede zij met jullie! Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.’ | Jezus zei opnieuw tegen hen: "Ik wens jullie vrede toe! Net zoals de Vader Mij heeft gestuurd, stuur Ik ook jullie." |
Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij zien en hij volgde Hem op zijn weg. | Jezus zei tegen hem: "Ga naar huis, je geloof heeft je gered." Onmiddellijk kon hij zien en hij volgde Hem op de weg. |
Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’ | Jezus keek hen aan en zei: "Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God. Want bij God zijn alle dingen mogelijk." |
Jezus zei: ‘Wat Ik onderwijs heb Ik niet van mijzelf, maar van Hem die Mij gezonden heeft.’ | Jezus antwoordde: "Wat Ik zeg, weet Ik niet van Mijzelf. Ik weet het van Hem die Mij heeft gestuurd." |
Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je Me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ | Jezus zei tegen hem: "Geloof je pas nu je Mij hebt gezien? Wat is het heerlijk als mensen die Mij niet gezien hebben toch geloven!" |
De HEER God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.’ | En de Heer God zei: "Het is niet goed dat de mens alleen is. Ik zal iemand maken die bij hem past en die hem kan helpen." |
De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk.’ | Maar de engel zei tegen hen: "Jullie hoeven niet bang te zijn. Want ik breng jullie goed nieuws. Dat goede nieuws is voor het hele volk." |
Daarop zei Jozua: ‘Doe dan die vreemde goden weg en richt u volledig op de HEER, de God van Israël.’ | Jozua zei: "Doe dan nu alle afgoden weg die jullie nog hebben. Verlang er met je hele hart naar om de Heer te gehoorzamen, de God van Israël." |
Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen. | Jezus zei: "Vader, vergeef het hun. Want ze weten niet wat ze doen!" En de soldaten dobbelden erom hoe ze zijn kleren zouden verdelen. |
Tegen allen zei Hij: ‘Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis op zich nemen en Mij volgen.’ | Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Als je bij Mij wil horen, moet je stoppen met voor jezelf te leven. Je moet elke dag het kruis opnemen en Mij volgen." |
Jezus zei: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ | Jezus antwoordde: "Luister goed! Ik zeg je dat je alleen bij het Koninkrijk van God kan horen als je opnieuw geboren bent." |
Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht. Want ook al heeft een mens nog zoveel, zijn leven bezit hij niet.’ | En Hij zei tegen de mensen: "Let goed op dat je niet hebzuchtig bent. Want ook als je alles hebt wat je hebben wil, betekent dat niet dat je ook je leven bezit. Je leven is niet van jezelf." |