Je kent de wegen van de wind niet, je kent het kind dat in de moederschoot groeit niet, zo ken je ook de daden niet van God, die alles maakt.
Je weet niet in welke richting de wind gaat waaien. En je weet niet hoe een kind ontstaat in de buik van zijn moeder. Hoe weet je dan wat God doet, die alles gemaakt heeft?
Evenmin als u weet wat de richting van de wind is, of hoe het gaat met de beenderen in de buik van een zwangere vrouw, evenmin kent u het werk van God, Die alles maakt.
Zoals gij de weg van de wind evenmin kent als het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw, zomin kent gij het werk van God, die alles maakt.
Je weet niet waar de wind vandaan komt en waar hij naartoe gaat.
En je weet niet hoe een kind groeit in de buik van zijn moeder.
Zo weet je ook niet wat God aan het doen is.
En je weet niet hoe een kind groeit in de buik van zijn moeder.
Zo weet je ook niet wat God aan het doen is.