De HEER God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.’
Daarna dacht God, de Heer: Het is niet goed dat de mens alleen is. Ik zal iemand maken die bij hem past.
Ook zei de HEERE God: Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem.
En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.
En de Heer God zei: "Het is niet goed dat de mens alleen is. Ik zal iemand maken die bij hem past en die hem kan helpen."