Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,
hoe aan uw blikken ontkomen?
Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.
hoe aan uw blikken ontkomen?
Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.
Waar kan ik heen gaan
zonder dat u het merkt?
Waar kan ik heen vluchten
zonder dat u mij ziet?
Ik kan wel naar de hemel klimmen,
maar dan bent u daar.
Ik kan wel afdalen
naar het land van de dood,
maar daar bent u ook.
zonder dat u het merkt?
Waar kan ik heen vluchten
zonder dat u mij ziet?
Ik kan wel naar de hemel klimmen,
maar dan bent u daar.
Ik kan wel afdalen
naar het land van de dood,
maar daar bent u ook.
Waar kan ik Uw Geest ontgaan,
waar Uw aangezicht ontvluchten?
Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar;
of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar.
waar Uw aangezicht ontvluchten?
Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar;
of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar.
Waarheen zou ik gaan voor uw Geest,
waarheen vlieden voor uw aangezicht?
Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar,
of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er.
waarheen vlieden voor uw aangezicht?
Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar,
of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er.
Hoe zou ik kunnen vluchten voor uw Geest?
Waar zou ik me voor U kunnen verbergen?
Als ik naar de hemel zou gaan – U bent daar.
Als ik naar het dodenrijk zou afdalen – U bent daar óók.
Waar zou ik me voor U kunnen verbergen?
Als ik naar de hemel zou gaan – U bent daar.
Als ik naar het dodenrijk zou afdalen – U bent daar óók.