Het offer voor God is een gebroken geest;
een gebroken en verbrijzeld hart
zult U, God, niet verachten.
een gebroken en verbrijzeld hart
zult U, God, niet verachten.
U wilt dat ik verdriet en spijt heb,
dat is het offer dat u wilt.
dat is het offer dat u wilt.
De offers voor God zijn een gebroken geest;
een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten.
een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten.
De offeranden Gods zijn een verbroken geest;
een verbroken en verbrijzeld hart
veracht Gij niet, o God.
een verbroken en verbrijzeld hart
veracht Gij niet, o God.
Het offer waar U naar verlangt, is,
dat ik werkelijk spijt heb van wat ik heb gedaan.
U stuurt nooit iemand weg die werkelijk spijt heeft.
dat ik werkelijk spijt heb van wat ik heb gedaan.
U stuurt nooit iemand weg die werkelijk spijt heeft.