Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen.
Ik ben jullie Heer en jullie meester, en toch heb ik jullie voeten gewassen. Daarom moeten jullie ook elkaars voeten wassen.
Als Ik dan, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, moet ook u elkaars voeten wassen.
Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen.
Ik, jullie Heer en Meester, heb dus jullie voeten gewassen. Daarom moeten jullie ook elkaars voeten wassen.