Wie dorst had, gaf Hij te drinken, wie honger had, volop te eten. | Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd en de hongerige ziel met het goede vervuld. |
Hij zond zijn woord en genas hen, ontrukte hen aan het graf. | Hij zond Zijn woord uit, genas hen en bevrijdde hen uit hun grafkuilen. |