De vreze des Heren is het kwade te haten; hoogmoed en trots en boze wandel en een mond vol draaierijen haat ik. | Ik heb eerbied voor de Heer, en daarom haat ik het kwaad. Ik heb een hekel aan trotse mensen, aan leugenaars en aan mensen die kwaad doen. |
Want wie mij vindt, heeft het leven gevonden, hij heeft van de Here welgevallen verkregen. | Als je mij zoekt en mij vindt, zul je leven. En de Heer zal van je houden. |