Verheven woorden passen niet bij een onverlaat, leugens des te minder bij een edel mens. | Een groot woord past niet aan een dwaas, hoeveel te minder leugentaal aan een edele. |
Maar hoe groter iemands kapitaal is, des te groter ook het aantal mensen dat het komt verbrassen. Wat heeft de eigenaar hierbij te winnen? Hij kan alleen maar toekijken. | Bij het vermeerderen van het goed vermeerderen ook zij die het verteren; en wat is het gewin van de bezitter daarvan anders dan het toezien? |
Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met Hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met Hem zijn verzoend, gered zullen worden door diens leven. | Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft. |
Maar wie niet weet wat zijn heer wil en zo handelt dat hij slaag verdient, zal weinig slagen te verduren krijgen. Van iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, en hoe meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van hem worden gevraagd. | Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen. Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd. |
Span u daarom des te meer in, broeders en zusters, om uw roeping en uitverkiezing waar te maken. Als u dit alles doet, komt u nooit ten val en zal u onbelemmerd toegang worden verleend tot het eeuwige koninkrijk van onze Heer en redder Jezus Christus. | Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen. Want zó zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus. |
Laten we op elkaar letten en elkaar aansporen tot liefde en goede daden, en in plaats van weg te blijven van onze samenkomsten, zoals sommigen doen, elkaar juist bemoedigen, en dat des te meer naarmate u de dag van zijn komst ziet naderen. | En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen. |
Maar de genade reikt verder dan de overtreding: als door de overtreding van één mens alle mensen moesten sterven, is het des te zekerder dat de genade van God, het geschenk dat we danken aan die ene mens, Jezus Christus, aan alle mensen overvloedig geschonken wordt. | Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. |
Wie bescheiden is en ontzag heeft voor de HEER wordt beloond met rijkdom, eer en een lang leven. | Het loon van ootmoed – vreze des Heren – is rijkdom, eer en leven. |
De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was. | Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden. |
Wie ontzag heeft voor de HEER, wint aan wijsheid, bescheidenheid gaat aan eerbetoon vooraf. | De vreze des Heren voedt op tot wijsheid, en ootmoed gaat vooraf aan de eer. |
Beter een schamel bezit en ontzag voor de HEER dan grote rijkdom en veel onrust. | Beter is een weinig in de vreze des Heren, dan een grote schat en onrust daarbij. |
Het begin van alle kennis is ontzag voor de HEER; alleen een dwaas veracht wijsheid en wijst vermaning af. | De vreze des Heren is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht. |
Maar als jullie nu de Mensenzoon zouden zien opstijgen naar waar Hij eerst was? | Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was? |
Wijsheid begint met ontzag voor de HEER, inzicht is vertrouwdheid met de Heilige. | De vreze des Heren is het begin der wijsheid en het kennen van de Hoogheilige is verstand. |
Almaar onvervulde hoop maakt ziek, vervuld verlangen is een levensboom. | Een langgerekt hopen maakt het hart ziek, maar een vervulde begeerte is een boom des levens. |
Kalme woorden zijn een levensboom, een valse tong vernietigt de geest. | Zachtheid van tong is een boom des levens, maar valsheid in haar is een verderf in de geest. |
Daarom moeten ook jullie klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht. | Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen. |
Wie ontzag heeft voor de HEER, haat het kwaad. Ik verafschuw trots en hoogmoed, valsheid en leugens. | De vreze des Heren is het kwade te haten; hoogmoed en trots en boze wandel en een mond vol draaierijen haat ik. |
Het begin van wijsheid is ontzag voor de HEER, leven naar zijn regels getuigt van goed inzicht. Zijn roem houdt stand, voor altijd. | De vreze des Heren is het begin der wijsheid, een goed inzicht hebben allen die ze betrachten. Zijn lof houdt eeuwig stand. |
Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen. | Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. |
Zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen. | Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. |
Gelukkig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten en buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen. | Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten en wanneer zij u uitstoten, en smaden en uw naam als slecht verwerpen ter wille van de Zoon des mensen. |
‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’ | Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. |
U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat blijft en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft Hem die volmacht gegeven. | Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt. |
Wie overwint mag zich ook in het wit kleden. Ik zal zijn naam niet uit het boek van het leven schrappen, maar juist voor hem pleiten ten overstaan van mijn Vader en zijn engelen. | Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen. |