Juich, vrouwe Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin. | Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong. |
Bij een roddelaar is een geheim niet veilig, wie betrouwbaar is, hult zich in zwijgen. | Wie met laster omgaat, verraadt geheimen; maar wie betrouwbaar van geest is, houdt een zaak verborgen. |
Ik, Ik ben het die jullie troost. Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling, voor een mensenkind dat vergaat als gras? | Ik, Ik ben het, die u troost. Wie zijt gij, dat gij bevreesd zijt voor een sterfelijk mens, voor een mensenkind, dat als gras wordt weggeworpen. |
Maar al bij het begin van de schepping heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt; daarom zal een man zich losmaken van zijn vader en moeder en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn, ze zijn dus niet langer twee, maar één. Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden. | Maar van het begin der schepping heeft Hij hen als man en vrouw gemaakt; daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, en die twee zullen tot één vlees zijn. Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. |
De winst van een goddeloze is bedrieglijk, het loon van een rechtvaardige is duurzaam. | De goddeloze maakt winst die niet gedijt, maar wie gerechtigheid zaait, heeft blijvend gewin. |
De woorden van een dwaas zaaien tweedracht, wat hij zegt, leidt tot een vechtpartij. | De lippen van de dwaas brengen twist voort, en zijn mond roept om slagen. |
Wie ondoordacht een gelofte aflegt en zich pas later afvraagt of hij haar kan houden, zet een valstrik voor zichzelf. | Het is een valstrik voor een mens ondoordacht „heilig” te roepen, en pas na gedane geloften te overwegen. |
Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Zij is meer waard dan edelstenen. | Een degelijke huisvrouw, wie zal haar vinden? haar waarde gaat koralen ver te boven. |
Iemand zonder zelfbeheersing is als een stad waarvan de muur is geslecht. | Een stad met omvergehaalde muren, zo is iemand die zijn geest niet in bedwang heeft. |
Ik heb een verbond gesloten met mijn ogen: nooit zal ik naar jonge vrouwen kijken. | Ik had met mijn ogen een verbond gesloten, hoe zou ik dan een maagd hebben aangezien? |
Almaar onvervulde hoop maakt ziek, vervuld verlangen is een levensboom. | Een langgerekt hopen maakt het hart ziek, maar een vervulde begeerte is een boom des levens. |
Een vriendelijk antwoord doet drift bedaren, krenkende woorden wakkeren woede aan. | Een zacht antwoord keert de grimmigheid af, maar een krenkend woord wekt de toorn op. |
Zoals een hinde smacht naar stromend water, zo smacht mijn ziel naar u, o God. | Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God. |
Zijn woede duurt een oogwenk, zijn liefde een leven lang. Met tranen slapen we ’s avonds in, ’s morgens staan we juichend op. | Want een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn welbehagen; des avonds vernacht het geween, tegen de morgen is er gejuich. |
Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi. | Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. |
Wie deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een wijs man, die zijn huis bouwde op een rots. | Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. |
God geeft eenzamen een thuis en gevangenen vrijheid en voorspoed. Maar opstandigen zullen wonen op dorre grond. | God, die eenzamen in een huisgezin doet wonen, die gevangenen uitleidt in voorspoed; doch weerspannigen wonen in een dor land. |
En dat water is een voorafbeelding van het water van de doop, die niet het vuil van uw lichaam wast maar een vraag is aan God om een zuiver geweten. De doop brengt redding dankzij de opstanding van Jezus Christus. | Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus. |
Wie een vrouw gevonden heeft, heeft geluk gevonden, hij ontvangt de gunst van de HEER. | Wie een vrouw vond, heeft iets goeds gevonden en gunst van de Here verworven. |
Overdag bewijst de HEER mij zijn liefde, ’s nachts klinkt een lied in mij op, een gebed tot de God van mijn leven. | Des daags zal de Here zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God mijns levens. |
Duizend jaar zijn in uw ogen als de dag van gisteren die voorbij is, niet meer dan een wake in de nacht. | Want duizend jaren zijn in uw ogen als de dag van gisteren, wanneer hij voorbijgegaan is, en als een nachtwake. |
God heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. | Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid. |
Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Sterke God, Eeuwige vader, Vredevorst. | Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. |
Een rijke kan zijn leven redden door losgeld te betalen, een arme wordt niet eens bedreigd. | Het losgeld voor iemands leven is zijn rijkdom, maar de arme krijgt geen bedreiging te horen. |
Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. | Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. |
Bijbeltekst van de dag
Wie is Hij, die koning vol majesteit?De HEER van de hemelse machten,
Hij is de koning vol majesteit. sela