Overdag bewijst de HEER mij zijn liefde,
’s nachts klinkt een lied in mij op,
een gebed tot de God van mijn leven.
’s nachts klinkt een lied in mij op,
een gebed tot de God van mijn leven.
Eens zal de Heer mij weer zijn liefde geven!
Dan zal ik dag en nacht voor hem zingen,
ik zal bidden tot de God die mij leven geeft.
Dan zal ik dag en nacht voor hem zingen,
ik zal bidden tot de God die mij leven geeft.
Maar de HEERE zal overdag Zijn goedertierenheid gebieden;
's nachts zal Zijn lied bij mij zijn,
een gebed tot de God van mijn leven.
's nachts zal Zijn lied bij mij zijn,
een gebed tot de God van mijn leven.
Des daags zal de Here zijn goedertierenheid gebieden,
en des nachts zal zijn lied bij mij zijn,
een gebed tot de God mijns levens.
en des nachts zal zijn lied bij mij zijn,
een gebed tot de God mijns levens.
Toch houdt de Heer elke dag van mij.
Elke nacht heb ik een lied in mijn binnenste.
Dat lied is een gebed tot de God die mijn leven leidt.
Elke nacht heb ik een lied in mijn binnenste.
Dat lied is een gebed tot de God die mijn leven leidt.