En God zeide: Er zij licht; en er was licht. | God zei: ‘Laat er licht zijn,’ en er was licht. |
Er is niemand heilig gelijk de Here, want niemand is er buiten U, en er is geen rots gelijk onze God. | Geen is er heilig als de HEER, er is geen andere god dan U, geen rots is er als onze God. |
Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén. | Wat nu het eten van offervlees betreft: wij weten dat alle afgoden in de hele wereld niets voorstellen en dat er maar één God is. |
Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. | Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. |
De zegen des Heren, die maakt rijk, zwoegen voegt er niets aan toe. | Alleen de zegen van de HEER maakt rijk, zwoegen voegt daar niets aan toe. |
Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld. | Iedereen moet de autoriteit van het bevoegd gezag erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld. |
Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. | Want zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. |
Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen. | Geen woord ligt op mijn tong, of U, HEER, kent het ten volle. |
Daarom zijt Gij groot, Here Here, want niemand is U gelijk en geen God is er behalve Gij naar al wat wij met onze oren gehoord hebben. | Daarom bent U groot, HEER, mijn God. Het is zoals ons altijd is voorgehouden: zoals U is er geen, er bestaat geen andere god dan U. |
Alzo is er, zeg Ik u, blijdschap bij de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert. | Zo, zeg Ik u, heerst er ook vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt. |
Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden. | Niets is verborgen dat niet onthuld zal worden, en niets is geheim dat niet bekend zal worden. |
Zij, die uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok. | Groot is de vrede voor wie uw wet beminnen, zij vinden geen hindernis op hun weg. |
En geneest de zieken, die er zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen. | Genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.” |
En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. | Volgens de wet wordt inderdaad vrijwel alles met bloed gereinigd, want als er geen bloed wordt uitgegoten, vindt er geen vergeving plaats. |
Maar Ik ben de Here, uw God, van het land Egypte af; een God nevens Mij kent gij niet en een verlosser buiten Mij is er niet. | Maar Ik, de HEER, ben je God al sinds Egypte, en met andere goden mag je je niet inlaten; buiten Mij is er niemand die je redt. |
Hij antwoordde en zeide: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er geen heeft, en wie spijzen heeft, doe evenzo. | Hij antwoordde: ‘Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie eten heeft moet hetzelfde doen.’ |
Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen, of er was een lofzang onder mijn tong. | Toen mijn mond Hem aanriep, lag een lofzang op mijn tong. |
Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden. | Ga door de nauwe poort naar binnen. Want de brede weg, die velen volgen, en de ruime poort, waar velen door naar binnen gaan, leiden naar de ondergang. Nauw is de poort naar het leven, en smal de weg ernaartoe, en slechts weinigen weten die te vinden. |
Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd. | Voor alles wat gebeurt is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel. |
Bedrog is in het hart van wie kwaad smeden, maar voor wie tot vrede raden, is er vreugde. | Wie kwaad smeedt is een en al bedrog, vreugde wacht hem die vrede zoekt. |
Want er staat geschreven: (Zo waarachtig als) Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven. | Want er staat geschreven: ‘Zo waar Ik leef – zegt de Heer –, voor Mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God loven.’ |
Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. | Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. |
Weet daarom heden en neem het ter harte, dat de Here de enige God is in de hemel daar boven en op de aarde hier beneden, er is geen ander. | Wees u er daarom van bewust en laat goed tot u doordringen dat alleen de HEER God is, boven in de hemel en hierbeneden op de aarde; een ander is er niet. |
En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden. | Door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam is de enige onder de hemel die de mens redding biedt. |
Al zou de vijgeboom niet bloeien, en er geen opbrengst aan de wijnstokken zijn, de vrucht van de olijfboom teleurstellen; al zouden de akkers geen spijs opleveren, de schapen uit de kooi verdreven zijn en er geen runderen in de stallingen zijn, nochtans zal ik juichen in de Here, jubelen in de God van mijn heil. | Al zal de vijgenboom niet bloeien, al zal de wijnstok niets voortbrengen, al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen, al zal er geen koren op de akkers staan, al zal er geen schaap meer in de kooien zijn en geen rund meer binnen de omheining – toch zal ik juichen voor de HEER, jubelen voor de God die mij redt. |