Leg mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm. Want de liefde is sterk als de dood, de hartstocht onstuitbaar als het graf. Haar vonken zijn vurige vonken, vlammen van de HEERE. | Draag mij als een zegel op je hart, als een zegel op je arm. Sterk als de dood is de liefde, beklemmend als het dodenrijk de hartstocht. De liefde is een vlammend vuur, een vuurgloed van de HEER. |
De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen. | Van de HEER is de aarde en alles wat daar leeft, de wereld en wie haar bewonen. |
En de engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden. | De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw overdekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.’ |
Evenzo wil ik dat de vrouwen zich tooien met eerbare kleding, ingetogen en bezonnen, niet met het vlechten van het haar of met goud of parels of kostbare kleren, maar met goede werken, wat bij vrouwen past die belijden godvrezend te zijn. | Ook wil ik dat de vrouwen zich waardig, sober en ingetogen kleden. Ze moeten niet opvallen door een opzichtige haardracht, dure kleding, goud of parels, maar door goede daden, zoals gepast is voor vrouwen die zeggen dat ze God vereren. |
Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven. | Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuel noemen. |
De liefde is geduldig, zij is vriendelijk, de liefde is niet jaloers, de liefde pronkt niet, zij doet niet gewichtig, zij handelt niet ongepast, zij zoekt niet haar eigen belang, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad. | De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan. |
Zeker, mijn ziel is stil voor God; van Hem is mijn heil. | Alleen bij God vindt mijn ziel haar rust, van hem komt mijn redding. |
Bevalligheid is bedrieglijk en schoonheid vergankelijk, een vrouw die de HEERE vreest, die zal geprezen worden. | Charme is bedrieglijk en schoonheid vergaat, maar een vrouw met ontzag voor de HEER moet worden geprezen. |
De prikkel nu van de dood is de zonde, en de kracht van de zonde is de wet. | De angel van de dood is de zonde, en de zonde ontleent haar macht aan de wet. |
Dood en leven zijn in de macht van de tong, wie hem liefheeft, zal de vrucht ervan eten. | Woorden hebben macht over leven en dood, wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten. |
En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen. | Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen. |
En de vrucht van de gerechtigheid wordt in vrede gezaaid voor hen die vrede stichten. | Waar in vrede wordt gezaaid, brengt gerechtigheid haar vruchten voort voor hen die vrede stichten. |
En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, overeenkomstig hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. | Ik zag de doden, groot en klein, voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden. |
Maar bekleed u met de Heere Jezus Christus, en verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken. | Omkleed u met de Heer Jezus Christus en laat u niet meeslepen door uw aardse natuur met haar begeerten. |
Het is een valstrik voor een mens ondoordacht een heilige gelofte te doen, en pas daarna de gedane geloften te overwegen. | Wie ondoordacht een gelofte aflegt en zich pas later afvraagt of hij haar kan houden, zet een valstrik voor zichzelf. |
Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden. | God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door Hem te redden. |
Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal. | Maar voor jullie die ontzag voor mijn naam hebben zal de zon van de gerechtigheid, die genezing in haar vleugels draagt, stralend opgaan. Huppelend als kalveren die op stal hebben gestaan zullen jullie naar buiten komen. |
En het gebeurde, omdat de vroedvrouwen God vreesden, dat Hij aan hen nakomelingen schonk. | En omdat de vroedvrouwen ontzag voor God hadden, schonk Hij ook aan hen nakomelingen. |
Maar als iemand de zijnen en vooral zijn huisgenoten niet verzorgt, heeft hij het geloof verloochend en is hij erger dan een ongelovige. | Wie niet voor de eigen familie zorgt, zelfs niet voor huisgenoten, heeft het geloof verloochend en is slechter dan een ongelovige. |
En niemand die een lamp aansteekt, plaatst er een vat overheen of zet hem onder een bed, maar hij zet hem op een standaard, opdat zij die binnenkomen, het licht kunnen zien. | Wie een lamp aansteekt, zet hem niet onder een vat of onder een bed, maar plaatst hem op een standaard, zodat iedereen die binnenkomt het licht ziet. |
Zo moeten de mannen hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. | Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben, als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. |
God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd. | Inderdaad, God heeft in Christus de wereld met zich verzoend: Hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft Hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. |
Het medicijn van de tong is een boom des levens, maar verkeerdheid erin is een breuk in de geest. | Kalme woorden zijn een levensboom, een valse tong vernietigt de geest. |
Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn. | Daarom zal een man zich losmaken van zijn vader en moeder en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn. |
Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan. | U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: Hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan. |