Zijn heer zei tegen hem: 'Goed gedaan! Je bent een goede en trouwe dienaar. Ik heb je eerst weinig gegeven. Daar ben je goed mee omgegaan. Daarom zal ik je nu véél geven. En je bent welkom op mijn feest.'
Luister goed! Ik zeg jullie dat een dienaar niet belangrijker is dan zijn heer. En een boodschapper is niet belangrijker dan de man die hem heeft gestuurd.
Wie denk je dat je bent, dat je een broeder beoordeelt? Je beoordeelt toch ook niet de knecht van iemand anders? Hij dient jóu toch niet? Of hij zijn werk goed of slecht doet, gaat toch alleen zijn heer aan? Maar je broeder zal het goed doen, want God zal hem helpen.
Want als je met je mond hardop zegt dat Jezus de Heer is, en met je hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft teruggeroepen en levend heeft gemaakt, ben je gered.
Wat je ook doet, doe het met je hele hart, alsof je het voor de Heer doet en niet voor mensen. Onthoud dat God je er als beloning zijn erfenis voor zal geven. Want je werkelijke Meester is Christus.
Heer, red ons alstublieft! Heer, zorg er alstublieft voor dat het goed met ons gaat! Gezegend is de man die namens de Heer komt. In het heiligdom van de Heer bidden we dat God goed voor jullie zal zijn.