Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. | Dwaal niet: God laat niet met Zich spotten, want wat de mens zaait, zal hij ook oogsten. |
Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. | En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
Want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt. | Want u weet dat de beproeving van uw geloof volharding teweegbrengt. |
Zalig is de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben. | Zalig is de man die verzoeking verdraagt, want als hij beproefd gebleken is, zal hij de kroon van het leven ontvangen, die de Heere beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben. |
Weest in broederliefde elkander genegen, in eerbetoon elkander ten voorbeeld. | Heb elkaar hartelijk lief met broederlijke liefde. Ga elkaar voor in eerbetoon. |
Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here. | Wie Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat U, HEERE, niet hebt verlaten wie U zoeken. |
Schuw de begeerten der jeugd en jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met hen, die de Here aanroepen uit een rein hart. | Maar ontvlucht de begeerten van de jeugd. Jaag rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede na, samen met hen die de Heere aanroepen uit een rein hart. |
Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden. | Geef en aan u zal gegeven worden: een goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende maat zal men u in de schoot geven, want met dezelfde maat waarmee u meet, zal er bij u ook gemeten worden. |
Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt. | Een nieuw gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben. |
Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen. | Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen. |
Niemand kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene haten en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon. | Niemand kan twee heren dienen, want of hij zal de één haten en de ander liefhebben, of hij zal zich aan de één hechten en de ander minachten. U kunt niet God dienen en de mammon. |
Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen. | Wees dan navolgers van God, als geliefde kinderen. |
Het tweede is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod, groter dan deze, bestaat niet. | En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod groter dan deze. |
Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het vinden. | Want wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen om Mij, die zal het vinden. |
Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat. | Verder, broeders, al wat waar is, al wat eerbaar is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat welluidend is, als er enige deugd is en als er iets prijzenswaardigs is, bedenk dat. |
Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het behouden. | Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden. |
Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. | En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn. |
De vreze des Heren is het begin der wijsheid, een goed inzicht hebben allen die ze betrachten. Zijn lof houdt eeuwig stand. | De vreze des HEEREN is het beginsel van wijsheid, allen die ernaar handelen, hebben een goed inzicht; Zijn lof houdt voor eeuwig stand. |
Dat liefde en trouw u niet verlaten! Bind ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart, dan zult gij genegenheid en goedkeuring verwerven in de ogen van God en mensen. | Mogen goedertierenheid en trouw jou niet verlaten. Bind ze om je hals, schrijf ze op de tafel van je hart, vind gunst en goed verstand in de ogen van God en mens. |
Nu dan, Israël, wat vraagt de Here, uw God, van u dan de Here, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben; de Here, uw God, te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel; de geboden en de inzettingen des Heren, die ik u heden opleg, te onderhouden, opdat het u wèl ga. | Nu dan, Israël, wat vraagt de HEERE, uw God, van u dan de HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te gaan, Hem lief te hebben en de HEERE, uw God, te dienen, met heel uw hart en met heel uw ziel, en de geboden van de HEERE en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, in acht te nemen, u ten goede? |
Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verliezen zal om Mijnentwil en om des evangelies wil, die zal het behouden. | Want wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen omwille van Mij en om het Evangelie, die zal het behouden. |
Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God. | Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. |
Laat de broederlijke liefde blijven. Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, engelen geherbergd. | Laat de broederliefde blijven. Vergeet de gastvrijheid niet, want hierdoor hebben sommigen zonder het te weten engelen onderdak geboden. |
Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. | Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. |
Daarom brengt gij toch ook belastingen op; want zij zijn dienaren Gods, die juist op dit punt voortdurend letten. | Om die reden immers betaalt u ook belastingen. Het zijn namelijk dienaars van God, die juist daarmee voortdurend bezig zijn. |