Maar jullie mogen absoluut niet met allerlei vrouwen of mannen naar bed gaan, of allerlei andere verkeerde dingen op het gebied van seks doen. Wees ook niet langer hebzuchtig. | Maar van hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht mag onder u zelfs geen sprake zijn, zoals het heiligen betaamt. |
Voortaan mogen jullie alles eten. Niet langer alleen de planten, maar ook de dieren. Jullie mogen alleen geen vlees eten waar het bloed nog in zit. Want in het bloed zit het leven. | Alles wat zich roert, wat leeft, zal u tot spijze zijn; Ik heb het u alles gegeven evenals het groene kruid. Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten. |
Laten we dus niet langer kritiek op elkaar hebben. Bedenk liever dat het beter is om ervoor te zorgen dat je het geloof van je broeder of zuster niet beschadigt door jouw gedrag. | Laten wij dan niet langer elkander oordelen, maar komt liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven. |
God, mijn God, wat verlang ik naar U! Met hart en ziel verlang ik naar U, zoals een dor en droog land verlangt naar water. | O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water. |
Doe alles wat jullie Heer God heeft gezegd. Dan zal het goed met jullie gaan in het land dat jullie gaan veroveren. | Heel de weg, die de Here, uw God, u geboden heeft, zult gij gaan, opdat gij leeft en het u wèl ga en gij lang woont in het land, dat gij in bezit zult nemen. |
Zuiver en eerlijk geloof houdt voor God de Vader in: zorgen voor de weeskinderen en de weduwen die het moeilijk hebben, en niet langer meedoen met de slechte dingen die de ongelovige mensen doen. | Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren. |
Uw liefde is mij meer waard dan het leven. Ik zal U prijzen. Mijn leven lang wil ik U prijzen. Ik zal mijn handen naar U opsteken. | Want uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zullen U roemen. Zo wil ik U prijzen mijn leven lang, in uw naam mijn handen opheffen. |
Laat je niet langer door het kwaad gebruiken voor het doen van slechte dingen. Maar laat je door God gebruiken voor het doen van goede dingen, als mensen die eerst dood waren, maar die nu levend zijn. | En stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God. |
Als je heel erg lang op iets blijft hopen, word je treurig. Maar als je krijgt waar je naar hebt verlangd, geeft dat nieuw leven. | Een langgerekt hopen maakt het hart ziek, maar een vervulde begeerte is een boom des levens. |
Jesaja zegt: Heer, U bent mijn God. Ik zal U eren en prijzen. Want U heeft wonderen gedaan. U doet wat U lang geleden al heeft besloten. | O Here, Gij zijt mijn God, U zal ik verheffen, uw naam loven, want Gij hebt wonderen gedaan, raadsbesluiten uit een ver verleden in waarheid en trouw volvoerd. |
Aan eenzame mensen geeft Hij een gezin. Gevangenen bevrijdt Hij. Maar mensen die Hem ongehoorzaam zijn, laat Hij wonen in een dor land. | God, die eenzamen in een huisgezin doet wonen, die gevangenen uitleidt in voorspoed; doch weerspannigen wonen in een dor land. |
Welke god is als U? U vergeeft ons alle slechte dingen die we hebben gedaan. U denkt niet langer aan alles waarin uw volk U ongehoorzaam is geweest. U blijft niet voor eeuwig boos. Want U bent vriendelijk en liefdevol. | Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid! |
Het is heerlijk voor een volk als de Heer zijn God is. Het is heerlijk voor een land als het door Hem is uitgekozen om zijn eigendom te zijn. | Welzalig het volk, welks God de Here is, de natie, die Hij Zich ten erfdeel koos. |
Ik gaf jullie te eten. Ik gaf jullie een prachtig land om te wonen. Maar toen het daar goed met jullie ging, kregen jullie genoeg van Mij. Jullie vergaten Mij. | Toen zij weidden, werden zij verzadigd; toen zij verzadigd waren, verhief zich hun hart; daarom vergaten zij Mij. |
Hij is wel eens boos, maar dat duurt nooit lang. Maar zijn liefde duurt je hele leven. Misschien huil je 's avonds nog, maar de volgende dag kun je weer juichen. | Want een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn welbehagen; des avonds vernacht het geween, tegen de morgen is er gejuich. |
Reken daarom af met je aardse verlangens. Je moet die doden! Ik bedoel dit: Ga niet meer met allerlei mannen of vrouwen naar bed. Doe geen andere verkeerde dingen op het gebied van seks. Wees niet langer hebzuchtig, want hebzucht is een afgod. | Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij. |
Ik houd van de Heer, want Hij luistert naar mij. Hij luistert als ik Hem om hulp roep. Hij luistert naar mij. Daarom zal ik mijn leven lang Hem altijd om hulp vragen. | Ik heb de Here lief, want Hij hoort mijn stem, mijn smekingen. Want Hij heeft zijn oor tot mij geneigd, daarom zal ik mijn leven lang (tot Hem) roepen. |
Niet met hun wapens hebben ze dit land veroverd. Niet hun eigen kracht heeft hen geholpen. Maar úw handen en úw kracht en úw liefde hebben dat gedaan, omdat U van hen houdt. | Want niet met hun zwaard hebben zij het land verworven, niet hun arm heeft hen gered, maar uw rechterhand en uw arm en het licht van uw aanschijn, omdat Gij in hen een welbehagen hadt. |
Jullie willen niet naar Mij luisteren. Jullie willen geen ontzag voor Mij hebben. Daarom zal Ik jullie vervloeken, zegt de Heer van de hemelse legers. Ik zal jullie niet langer zegenen. Ik zal jullie vervloeken. Ja, Ik héb jullie al vervloekt. Want jullie willen Mij niet gehoorzamen. | Indien gij niet hoort, en indien gij het niet ter harte neemt mijn naam eer te geven, zegt de Here der heerscharen, dan zal Ik onder u een vloek zenden en uw zegeningen in vloek verkeren; ja, Ik heb ze reeds in vloek verkeerd, omdat gij het niet ter harte genomen hebt. |
Houd je weer aan de heilige rustdag. Doe op die dag niet langer wat jullie maar willen. Geniet van mijn heilige rustdag. Houd je eraan uit ontzag voor Mij. Stop op die dag met zaken doen en met jullie dagelijkse bezigheden. Stop met al jullie lege woorden. Dan zullen jullie van Mij genieten. Ik zal ervoor zorgen dat jullie weer zullen heersen over het land dat Ik aan jullie voorvader Jakob heb beloofd. Jullie zullen er weer van genieten. Ik, de Heer, heb het gezegd en Ik zal het ook doen. | Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des Heren van gewicht, en die eert door noch uw gewone bezigheden te doen, noch uw zaken te behartigen, of ijdele taal uit te slaan, dan zult gij u verlustigen in de Here en Ik zal u doen rijden over de hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jakob, want de mond des Heren heeft het gesproken. |
Hij beschermt de vreemdelingen in het land. Hij zorgt voor de weeskinderen en de weduwen. Maar als mensen zich niets van Hem aantrekken, zorgt Hij ervoor dat er van hun plannen niets terecht komt. | De Here behoedt de vreemdelingen, wees en weduwe houdt Hij staande, maar de weg der goddelozen maakt Hij krom. |
Als jullie Mij werkelijk willen dienen, zorg dan voor rechtvaardigheid in het land. Haal het juk waaronder de mensen gebukt gaan, van hun schouders af. Laat de verdrukte mensen vrij. Verbreek elk juk. | Is dit niet het vasten dat Ik verkies: de boeien der goddeloosheid los te maken, de banden van het juk te ontbinden, verdrukten vrij te laten en elk juk te verbreken? |
Net zoals we één geheel met Hem zijn geworden in zijn dood, zijn we ook één geheel met Hem geworden in zijn opstanding uit de dood. Want we weten dat ons oude 'ik' samen met Christus is gekruisigd en gestorven. Daardoor heeft het kwaad geen macht meer over ons. We zijn niet langer slaven van het kwaad. | Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn (met hetgeen gelijk is) aan zijn opstanding; dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn. |
Maar Ik zal jullie alleen redden als jullie je leven veranderen en ophouden met het doen van slechte dingen. Als jullie weer rechtvaardig rechtspreken. Als jullie vreemdelingen, weeskinderen en weduwen niet langer slecht behandelen. Als jullie geen onschuldige mensen meer doden. Als jullie stoppen met het aanbidden van andere goden, want dat doet jullie alleen maar kwaad! Dán zal Ik jullie in deze stad laten wonen en in het land dat Ik aan jullie voorouders gegeven heb. Dán zullen jullie hier voor altijd blijven wonen. | Neen, als gij werkelijk uw handel en wandel betert, als gij werkelijk onder elkander recht doet, vreemdeling, wees en weduwe niet verdrukt, geen onschuldig bloed vergiet op deze plaats en andere goden niet achternaloopt, u tot onheil, dan wil Ik u op deze plaats, in het land dat Ik aan uw vaderen gegeven heb, laten wonen van eeuw tot eeuw. |
Houd je aan mijn wetten en leefregels en doe precies wat Ik jullie heb bevolen. Dan zal Ik altijd op tijd regen geven. Dan zal het land grote oogsten geven en zal er veel fruit aan de bomen groeien. | Indien gij in mijn inzettingen wandelt en mijn geboden nauwgezet in acht neemt, dan zal Ik u te rechter tijd uw regens geven, zodat het land zijn opbrengst geeft en het geboomte des velds zijn vrucht draagt. |