En Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders. Ik en de Vader zijn één. | Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, en de Vader en Ik zijn één. |
Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here. | Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer. |
Hoor, mijn zoon, en neem mijn woorden aan, opdat uw levensjaren talrijk worden. | Mijn zoon, luister, neem mijn woorden aan, ze vermeerderen de jaren van je leven. |
En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. | Toen zei de HEER God: ‘Nu is de mens aan Ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil Ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven.’ Daarom stuurde Hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde waaruit hij was genomen te gaan bewerken. |
Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord. | Hoe kan wie jong is zuiver leven? Door zich te houden aan uw woord. |
Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens. | Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven. |
En stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God. | Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar juist in dienst van God, als levenden die uit de dood zijn opgewekt. Stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid. |
Zie, wat ik als goed heb opgemerkt, is dit: dat het voortreffelijk is te eten en te drinken en het goede te genieten bij al het zwoegen, waarmee iemand zich aftobt onder de zon gedurende de weinige dagen van zijn leven, die God hem schenkt, want dit is zijn deel. | Het is daarom, zo heb ik ingezien, goed en weldadig voor een mens wanneer hij zich aan eten en drinken tegoed doet, en geniet van alles wat hij heeft verworven. Daar zwoegt hij voor onder de zon gedurende het luttel aantal levensdagen dat hij van God gekregen heeft; dat is wat hem is toebedeeld. |
Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien. | Streef ernaar in vrede te leven met allen en leid een heilig leven; wie dat niet doet zal de Heer niet zien. |
Jezus zeide: Voorwaar, Ik zeg u, er is niemand, die huis of broeders of zusters of moeder of vader of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om Mij en om het evangelie, of hij ontvangt honderdvoudig terug: nu, in deze tijd, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. | Jezus zei: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die broers of zussen, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van Mij en het evangelie, zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zussen, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven.’ |
Laten wij onze wegen doorzoeken en doorvorsen en ons bekeren tot de Here. | Laten we ons leven onderzoeken en doorvorsen, laten we terugkeren naar de HEER. |
Gij maakt mij het pad des levens bekend; overvloed van vreugde is bij uw aangezicht, liefelijkheid is in uw rechterhand, voor eeuwig. | U wijst mij de weg van het leven: overvloedige vreugde in uw nabijheid, voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde. |
Mijn tijden zijn in uw hand, red mij uit de hand van mijn vijanden en vervolgers. | Mijn lot en mijn leven zijn in uw hand, bevrijd mij van mijn vijanden en vervolgers. |
Want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen. | We leven nu immers vanuit vertrouwen, zonder al echt te zien. |
Des daags zal de Here zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God mijns levens. | Overdag bewijst de HEER mij zijn liefde, ’s nachts klinkt een lied in mij op, een gebed tot de God van mijn leven. |
Nimmer zal ik uw bevelen vergeten, want door deze hebt Gij mij levend gemaakt. | In eeuwigheid zal ik uw regels niet vergeten, daardoor houdt U mij in leven. |
Zou Ik een welgevallen hebben aan de dood van de goddeloze? luidt het woord van de Here Here. Niet veeleer hieraan, dat hij zich bekere van zijn wegen en leve? | Denken jullie dat Ik het toejuich als een slecht mens sterven moet? – spreekt God, de HEER. Nee, Ik wil dat hij tot inkeer komt en in leven blijft. |
Alles wat zich roert, wat leeft, zal u tot spijze zijn; Ik heb het u alles gegeven evenals het groene kruid. Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten. | Alles wat leeft en beweegt zal jullie tot voedsel dienen; dit alles geef Ik je, zoals Ik je ook de planten heb gegeven. Maar vlees waarin nog leven is, waar nog bloed in zit, mag je niet eten. |
Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden? | Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? |
Wederom dan sprak Jezus tot hen en zeide: Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben. | Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.’ |
Ik zal de Here zingen, zolang ik leef, ik zal mijn God psalmzingen, zolang ik ben. | Voor de HEER wil ik zingen zolang ik leef, een lied voor mijn God zolang ik besta. |
Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet. | Als we zeggen dat we met Hem verbonden zijn terwijl we onze weg in het duister gaan, liegen we en leven we niet volgens de waarheid. |
Welzalig zij, die onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des Heren gaan. | Gelukkig wie de volmaakte weg gaan en leven naar de wet van de HEER. |
Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here, uw God, u geven zal. | Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal. |
Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen. | Stel, voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven. |