Dankzij zijn geld is een rijk mens helemaal veilig. Zo veilig als in een stad met hoge muren – denkt hij. | Een rijkaard denkt dat zijn bezit een vesting is, achter een muur waant hij zich veilig. |
Bij God ben ik veilig. Hij zal mij redden. | Alleen bij God vindt mijn ziel haar rust, van hem komt mijn redding. |
Ik kan in alle rust naar bed gaan en vredig in slaap vallen. Want U alleen, Heer, zorgt ervoor dat ik veilig ben. | In vrede leg ik mij neer en meteen slaap ik in, want U, HEER, laat mij wonen in een vertrouwd en veilig huis. |
De Heer is als een sterke toren. Rechtvaardige mensen rennen daarheen en zijn veilig. | De naam van de HEER is een sterke toren, de rechtvaardige snelt erheen, en is veilig. |
Bij God zijn we veilig. Hij is onze schuilplaats, onze burcht waar we veilig zijn. Hij heeft ons altijd geholpen als we in moeilijkheden zaten. | God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood. |
Als je bescherming zoekt bij de Allerhoogste God, ben je helemaal veilig. Ik zeg tegen de Heer: "Bij U ben ik zo veilig als in een schuilplaats, zo veilig als in een burcht. U bent mijn God. Ik vertrouw op U." | Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende, zegt tegen de HEER: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik.’ |
Vertrouw op de Heer en doe wat goed is. Wees trouw aan de Heer, dan zul je altijd veilig in het land wonen. | Vertrouw op de HEER en doe het goede, bewoon het land en leef er veilig. |
God zal mijn eer redden. Hij is de rots onder mijn voeten. Bij Hem ben ik veilig. | Bij God is mijn redding en mijn eer, mijn machtige rots, mijn schuilplaats is God. |
Bij U ben ik veilig, U beschermt mij als een schild. Ik verwacht alles van uw woord. | Bij U schuil ik, U bent mijn schild, in uw woord stel ik mijn hoop. |
Maar bij God ben ik veilig. Want ik vertrouw er op dat Hij me zal redden. | Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen, van Hem blijf ik alles verwachten. |
De Heer redt de mensen die Hem dienen. Mensen die op Hem vertrouwen, zullen veilig zijn. | De HEER redt het leven van zijn dienaren, nooit zal boeten wie schuilt bij Hem. |
Voor mensen in nood is de Heer een veilige burcht. Bij Hem zijn ze veilig in moeilijke tijden. | Moge de HEER een burcht zijn voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. |
Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. | Hij alleen is mijn rots en mijn redding, mijn burcht, nooit zal ik wankelen. |
Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. | Hij alleen is mijn rots en mijn redding, mijn burcht, ik zal niet wankelen. |
De Heer zal me altijd beschermen tegen elke aanval van de duivel. Hij zal me veilig in zijn hemelse Koninkrijk brengen. Voor Hem is alle eer, voor eeuwig! Amen! Zo is het! | De Heer zal me van alle kwaad redden en me veilig naar zijn hemels koninkrijk brengen. Hem komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen. |
Hij beschermt je onder zijn vleugels. Bij Hem ben je veilig. Zijn trouw beschermt je als een schild, als een pantser. | Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht, zijn trouw is een schild en pantser. |
Hij zei: Ik houd heel erg veel van U, mijn Heer. U geeft mij kracht. Heer, U bent de rots onder mijn voeten, de burcht waar ik veilig ben, mijn Bevrijder. U bent mijn God, de rots waarop ik kan vertrouwen, het schild dat mij beschermt, mijn Redder, mijn sterke toren waarin ik veilig ben. | Ik heb u lief, HEER, mijn sterkte, HEER, mijn rots, mijn vesting, mijn bevrijder, God, mijn steenrots, bij u kan ik schuilen, mijn schild, kracht die mij redt, mijn burcht. |
Maar ik zal zingen over uw kracht. Elke morgen zal ik vrolijk zingen over uw liefde. Want bij U ben ik zo veilig als in een burcht. U bent mijn veilige plaats in moeilijkheden. | Maar ik, ik zal uw sterkte roemen, in de morgen uw trouw bezingen: U bent voor mij altijd een burcht geweest, een toevlucht in tijden van nood. |
U heeft het beloofd: U zal vrede geven aan de mensen die helemaal op U vertrouwen. | De standvastige is veilig bij U, vrede is er voor wie op U vertrouwt. |
Als je bang bent voor wat mensen van je vinden, zet je een val op voor jezelf. Maar als je op de Heer vertrouwt, kan niemand je iets doen. | Angst voor mensen is een valstrik, wie op de HEER vertrouwt, weet zich veilig. |
Als je eerlijk leeft, hoef je nergens bang voor te zijn. Maar als je liegt en bedriegt, zul je uiteindelijk gestraft worden. | Wie onberispelijk leeft, gaat een veilige weg, wie op kronkelpaden gaat, wordt ontmaskerd. |
Jeremia zegt: "Genees mij, Heer, dan zal ik weer gezond zijn. Help mij, dan zal ik gered zijn. U prijs ik." | Genees mij, HEER, dan zal ik gezond zijn, red mij, dan zal ik veilig zijn. U wil ik altijd loven. |
De Heer is mijn licht en mijn redding. Daarom ben ik voor niemand bang. De Heer is mijn kracht. Daarom hoef ik voor niemand bang te zijn. | De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn? |
Toen we nog vijanden van God waren, heeft God ervoor gezorgd dat we vrede met Hem konden sluiten. Namelijk door de dood van zijn Zoon. Daardoor zijn we vrienden van God geworden. En daarom is het nu ook zéker dat we elke dag worden gered en veilig zijn door het léven van zijn Zoon. | Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met Hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met Hem zijn verzoend, gered zullen worden door diens leven. |
Bescherm mij, God, want ik vertrouw op U. | Behoed mij, God, ik schuil bij u. |