In mijn bangste uur vertrouw ik op U. | Ik ben bang, maar ik vertrouw op u. |
Vertrouw op de HEER en doe het goede, bewoon het land en leef er veilig. | Vertrouw op de Heer en doe wat goed is. Dan zul je veilig leven in het land waar je woont. |
Op God, wiens woord ik prijs, op God vertrouw ik, angst ken ik niet, wat kan een sterveling mij aandoen? | Op u vertrouw ik, God. Ik wil voor u zingen, want u hebt beloofd om mij te helpen. Op u vertrouw ik. Ik zal niet bang zijn, want mensen kunnen mij geen kwaad doen. |
Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op Mij. | Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Wees niet bang. Vertrouw op God, en vertrouw op mij.’ |
Vertrouw bij je werk op de HEER, en je plannen zullen slagen. | Vertrouw op de Heer bij alles wat je doet. Dan zullen al je plannen slagen. |
Vertrouw op de HEER met heel je hart, steun niet op eigen inzicht. Denk aan Hem bij alles wat je doet, dan baant Hij voor jou de weg. | Je moet op de Heer vertrouwen. Denk aan hem bij alles wat je doet, dan zal hij je helpen. Denk niet dat je alles zelf kunt. |
Ik vertrouw op uw liefde: mijn hart zal juichen omdat U redding brengt, ik zal zingen voor de HEER, Hij heeft naar mij omgezien. | Heer, ik vertrouw op uw liefde. Ik zal juichen omdat u mij redt. Ik zal voor u zingen, want u bent goed voor mij. |
Leg je leven in de handen van de HEER, vertrouw op Hem, Hij zal dit voor je doen: het recht zal dagen als het morgenlicht, de gerechtigheid stralen als de middagzon. | Laat je leiden door de Heer. Vertrouw op hem, hij zal je helpen. Hij zal je alles geven waar je recht op hebt. Je zult stralen als het licht in de ochtend, als de zon in de middag. |
Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende, zegt tegen de HEER: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik.’ | Bij de Heer ben ik veilig, hij is de allerhoogste God. Bij hem vind ik rust, hij is de machtige God. Daarom zeg ik tegen hem: ‘U beschermt me, ik hoef niet bang te zijn. Op u vertrouw ik.’ |
Laat mij in de morgen uw liefde horen, in U stel ik mijn vertrouwen, wijs mij de weg die ik gaan moet, mijn ziel verlangt naar U. | Laat mij elke ochtend uw liefde zien. Zeg me wat ik moet doen, want op u vertrouw ik, naar u verlang ik. |
Behoed mij, God, ik schuil bij u. | Bescherm mij, God, bij u ben ik veilig. |
Geliefde broeders en zusters, vertrouw niet elke geest. Onderzoek altijd of een geest van God komt, want er zijn veel valse profeten in de wereld verschenen. | Lieve vrienden, geloof niet zomaar iedereen. Onderzoek eerst of iemand door de Geest van God geleid wordt. Want er zijn veel valse profeten in de wereld. |
Ik zie uit naar de HEER, mijn ziel ziet uit naar Hem en verlangt naar zijn woord. | Ik verlang naar de Heer, ik wacht op hem, ik vertrouw op zijn woorden. |
Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja, wacht op de HEER. | Iedereen moet op de Heer vertrouwen. Wees daarom sterk en houd moed. Vertrouw op de Heer! |
Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen, van Hem blijf ik alles verwachten. | Alleen bij God zoek ik rust. Ik verwacht mijn hulp van hem. |
Bij u, HEER, schuil ik, maak mij nooit te schande. Bevrijd mij en doe mij recht. | Heer, bij u zoek ik bescherming. Laat mij niet alleen! Wees goed voor mij en red mij. |
Laat uw geest daarom voortdurend paraat zijn, wees waakzaam en vestig al uw hoop op de genade die u ontvangen zult wanneer Jezus Christus zich openbaart. | Als Jezus Christus terugkomt op aarde, zullen jullie gered worden. Vertrouw daarop. Tot het zover is, moeten jullie verstandig zijn en goed nadenken over wat jullie doen. |
En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest.’ Toen Hij dat gezegd had, blies Hij de laatste adem uit. | Toen riep Jezus: ‘Vader, mijn leven is in uw handen!’ Dat waren zijn laatste woorden. Zo stierf hij. |
Wijs mij de weg van uw waarheid en onderricht mij, want U bent de God die mij redt, op U blijf ik hopen, elke dag weer. | Leer me om trouw te zijn aan u, zeg me wat ik moet doen. Want u bent mijn God, u bent mijn redder. Ik hoop op uw hulp, elke dag weer. |
Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn, al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten. | Ik ben niet bang, ook niet als een heel leger mij aanvalt. Ik blijf op de Heer vertrouwen, ook als de strijd begint. |
Ik ben ervan overtuigd dat Hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voortzetten tot het voltooid is op de dag van Christus Jezus. | Eén ding weet ik heel zeker: God maakt nieuwe mensen van jullie. Hij is daar al mee begonnen, en op de dag dat Jezus Christus terugkomt, zullen jullie volmaakt zijn. |
Ik besef: mijn enig bezit is de HEER, al mijn hoop is op Hem gevestigd. | De Heer is alles wat ik nodig heb, op hem vertrouw ik. |
Wat ben je bedroefd, mijn ziel, en onrustig in mij. Vestig je hoop op God, eens zal ik Hem weer loven, mijn God, die mij ziet en redt. | Waarom ben ik zo bedroefd, waarom zo onrustig van binnen? Ik moet op God vertrouwen. Eens zal ik hem weer danken. Hij zal mij redden, hij is mijn God. |
Leg de last van uw zorgen op Hem, want u ligt Hem na aan het hart. | Vertrouw op hem als het leven zwaar is, want hij zal voor je zorgen. |
Mijn kind, wees sterk door de genade in Christus Jezus. | Timoteüs, mijn zoon, vertrouw erop dat Jezus Christus goed voor je is. |