Want zo zegt de HEERE tegen het huis van Israël: Zoek Mij en leef! | Want zo zegt de Here tot het huis Israëls: Zoekt Mij en leeft. |
Hij Die van deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen. Ja, kom, Heere Jezus! | Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus! |
Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. | Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. |
Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige. | Ik ben de alfa en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige. |
U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt het terecht, want Ik ben het. | Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het. |
Mijn deel is de HEERE, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. | Mijn ziel zegt: Mijn deel is de Here, daarom zal ik op Hem hopen. |
Want, voorwaar, Ik zeg u: wie tegen deze berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven dat wat hij zegt, gebeuren zal, het zal hem gebeuren wat hij zegt. | Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden. |
Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. | Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. |
Keer terug naar Mij, spreekt de HEERE van de legermachten, dan zal Ik naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten. | Bekeert u tot Mij, luidt het woord van de Here der heerscharen, dan zal Ik tot u wederkeren, zegt de Here der heerscharen. |
Dit is het woord van de HEERE tot Zerubbabel: Niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest, zegt de HEERE van de legermachten. | Dit is het woord des Heren tot Zerubbabel: niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geest! zegt de Here der heerscharen. |
Want er staat geschreven: Zo waar als Ik leef, zegt de Heere: Voor Mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God belijden. | Want er staat geschreven: (Zo waarachtig als) Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven. |
Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. | Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. |
Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Geen van Mijn woorden zal nog uitgesteld worden. Het woord dat Ik gesproken heb, zal in vervulling gaan, spreekt de Heere HEERE. | Daarom zeg tot hen: zo zegt de Here Here: geen van mijn woorden zal nog langer worden uitgesteld. Het woord dat Ik spreken zal, zal in vervulling gaan, luidt het woord van de Here Here. |
Zoek het goede en niet het kwade, opdat u leeft! Dan zal de HEERE, de God van de legermachten, met u zijn, zoals u altijd zegt. | Zoekt het goede en niet het kwade, opdat gij leeft en aldus de Here, de God der heerscharen, met u zij, gelijk gij zegt. |
En zij zullen voor Mij, zegt de HEERE van de legermachten, op de dag die Ik maken zal, een persoonlijk eigendom zijn. Ik zal hen sparen, zoals een man zijn zoon spaart die hem dient. | Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de Here der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient. |
Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere. | Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here. |
Want al zouden bergen wijken en heuvels wankelen, Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond van Mijn vrede zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer. | Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de Here. |
Kom nu, laten wij samen een rechtszaak voeren, zegt de HEERE. Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol. | Komt toch en laat ons tezamen richten, zegt de Here; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. |
Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. | Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! |
Zo zegt de HEERE: Ga staan op de wegen, en zie, vraag naar de aloude paden, waar toch de goede weg is, en bewandel die. Dan zult u rust vinden voor uw ziel. Maar zij zeggen: Wij bewandelen die niet. | Zo zegt de Here: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij willen die niet gaan. |
Want Ik ben de HEERE, uw God, Die uw rechterhand vastgrijpt en tegen u zegt: Wees niet bevreesd, Ik help u. | Want Ik, de Here, uw God, grijp uw rechterhand vast; die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u. |
Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van hem die het goede boodschapt, die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede, die heil laat horen, die tegen Sion zegt: Uw God is Koning. | Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goede boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning. |
Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om levend te maken de geest van de nederigen, en om levend te maken het hart van de verbrijzelden. | Want zo zegt de Hoge en Verhevene, die in eeuwigheid troont en wiens naam de Heilige is: In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven. |
Keer terug en zeg tegen Hizkia, de vorst van Mijn volk: Dit zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien. Zie, Ik ga u gezond maken; op de derde dag zult u naar het huis van de HEERE gaan. | Keer terug en zeg tot Hizkia, de vorst van mijn volk: zo zegt de Here, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord. Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal u gezond maken, op de derde dag zult gij opgaan naar het huis des Heren. |
Zo zegt de HEERE van de legermachten: Vel een betrouwbaar oordeel, bewijs goedertierenheid en barmhartigheid, eenieder aan zijn naaste. Onderdruk weduwe noch wees, vreemdeling noch arme. Bedenk in uw hart geen kwaad tegen elkaar. | Zo zegt de Here der heerscharen: spreekt eerlijk recht en bewijst elkander liefde en barmhartigheid; verdrukt weduwe noch wees, bijwoner noch arme, en beraamt niet in uw hart elkanders onheil? |