En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. | ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’ |
Want wie Mij vindt, vindt het leven en verkrijgt de goedgunstigheid van de HEERE. | Want wie mij vindt, vindt het leven, en ontvangt de gunst van de HEER. |
Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. | Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien. |
U zult Mij zoeken en vinden, wanneer u naar Mij zult vragen met heel uw hart. | Jullie zullen mij zoeken en ook vinden, als jullie mij tenminste met hart en ziel zoeken. |
Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden. | Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, die zal het behouden. |
Wie gerechtigheid en goedertierenheid najaagt, vindt het leven, rechtvaardigheid en eer. | Wie rechtvaardigheid en trouw nastreeft ontvangt leven, voorspoed en eer. |
De vreze des HEEREN is vermaning tot wijsheid, en nederigheid gaat vooraf aan eer. | Wie ontzag heeft voor de HEER, wint aan wijsheid, bescheidenheid gaat aan eerbetoon vooraf. |
Als wij door de Geest leven, laten wij dan ook door de Geest wandelen. | Als we leven door de Geest, laten we de Geest dan ook volgen. |
Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft. | Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal. |
Want wie in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderf oogsten; maar wie in de Geest zaait, zal uit de Geest het eeuwige leven oogsten. | Wie zaait op de akker van zijn aardse natuur, zal verderf oogsten, maar wie zaait op de akker van de Geest, oogst eeuwig leven. |
Jezus zei tegen hem: Als u volmaakt wilt zijn, ga dan heen, verkoop wat u hebt, en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan en volg Mij. | Jezus antwoordde hem: ‘Als u volmaakt wilt zijn, ga dan naar huis, verkoop alles wat u bezit en geef de opbrengst aan de armen; dan zult u een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg Mij.’ |
Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht. | Neem mijn juk op je en leer van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht. |
Jezus zei tegen haar: Heb Ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien? | Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ |
Dwaal niet: God laat niet met Zich spotten, want wat de mens zaait, zal hij ook oogsten. | Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. |
Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden. | Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. |
Dood en leven zijn in de macht van de tong, wie hem liefheeft, zal de vrucht ervan eten. | Woorden hebben macht over leven en dood, wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten. |
En de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid. | De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid. |
Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. | Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. |
Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb. | Wie overwint zal samen met Mij op mijn troon zitten, net zoals Ik zelf overwonnen heb en samen met mijn Vader op zijn troon zit. |
Als iemand Mij dient, laat hij Mij volgen, en waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn. En als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. | Wie Mij dient moet Mij volgen: waar Ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie Mij dient zal door de Vader geëerd worden. |
Het pad ten leven is voor hem die vermaning in acht neemt, maar wie bestraffing achter zich laat, doet dwalen. | Wie zich laat terechtwijzen, is op weg naar een gelukkig leven, wie zich niet berispen laat, bevindt zich op een dwaalspoor. |
Dan zult u daar de HEERE, uw God, zoeken en u zult Hem vinden, als u Hem met heel uw hart en met heel uw ziel zoekt. | Maar ten slotte zult u de HEER, uw God, weer zoeken, en Hem ook vinden, als u Hem met hart en ziel zoekt. |
Wees niet wijs in je eigen ogen: vrees de HEERE en keer je af van het kwade. Het zal een medicijn zijn voor je navel en verfrissing voor je beenderen. | Wees niet eigenzinnig, maar heb ontzag voor de HEER en ga het kwaad uit de weg. Het zal je sterken als een medicijn, het verkwikt je lichaam. |
Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn, maar wie ze belijdt en nalaat, zal barmhartigheid verkrijgen. | Wie zijn fouten verbergt, zal geen voorspoed kennen, wie ze toegeeft en vermijdt, krijgt vergeving. |
De liefde doet de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de wet. | Liefde berokkent de naaste geen kwaad, dus de wet vindt zijn vervulling in de liefde. |