- Wij weten dat wanneer onze aardse tent, het lichaam waarin wij wonen, wordt afgebroken, we van God een woning krijgen: een eeuwige, niet door mensenhanden gemaakte woning in de hemel.
- We leven nu immers vanuit vertrouwen, zonder al echt te zien.
- Wat ons drijft is de liefde van Christus, omdat we ervan overtuigd zijn dat één mens voor alle mensen is gestorven, waardoor alle mensen zijn gestorven, en dat Hij voor allen is gestorven opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die voor de levenden is gestorven en is opgewekt.
- Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen.
- Dit alles is het werk van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de taak gegeven dat bekend te maken.
- Inderdaad, God heeft in Christus de wereld met zich verzoend: Hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft Hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd.
- Ter wille van ons heeft God Hem die de zonde niet kende één gemaakt met de zonde, zodat wij in Hem rechtvaardig voor God konden worden.