Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u; gaat gij door rivieren, zij zullen u niet wegspoelen; als gij door het vuur gaat, zult gij niet verteren en zal de vlam u niet verbranden.
Moet je door het water gaan – Ik ben bij je;
of door rivieren – je wordt niet meegesleurd.
Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren,
de vlammen zullen je niet verschroeien.
of door rivieren – je wordt niet meegesleurd.
Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren,
de vlammen zullen je niet verschroeien.
Als je door water heen moet, zal ik bij je zijn. Als je rivieren oversteekt, zul je niet verdrinken. Als je door vuur loopt, zul je niet verbranden. De vlammen zullen je geen pijn doen.
Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn,
door rivieren, zij zullen u niet overspoelen.
Wanneer u door het vuur zult gaan, zult u niet verbranden,
geen vlam zal u aansteken.
door rivieren, zij zullen u niet overspoelen.
Wanneer u door het vuur zult gaan, zult u niet verbranden,
geen vlam zal u aansteken.
Als je door het water gaat, zal Ik bij je zijn.
Als je door rivieren gaat, zul je niet weggespoeld worden.
Als je door het vuur gaat, zul je niet verbranden.
De vlammen zullen je niets doen.
Als je door rivieren gaat, zul je niet weggespoeld worden.
Als je door het vuur gaat, zul je niet verbranden.
De vlammen zullen je niets doen.
Gerelateerde onderwerpen
Vertrouwen
Vertrouw op de HERE...
Bemoediging
Maar wie de HERE...
Beloften
Vrees niet, want Ik...
Liefde
De liefde is lankmoedig...
Hoop
Want Ik weet, welke...
Geloof
Daarom zeg Ik u...