Toen zagen ze de waarheid: ze zagen dat ze naakt waren. Daarom maakten ze twee schorten van de bladeren van een vijgenboom. Zo hadden ze iets om aan te trekken.
Al zal de vijgenboom niet bloeien, al zal de wijnstok niets voortbrengen, al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen, al zal er geen koren op de akkers staan, al zal er geen schaap meer in de kooien zijn en geen rund meer binnen de omheining – toch zal ik juichen voor de HEER, jubelen voor de God die mij redt.