Want de mensen die dorst hadden, heeft Hij te drinken gegeven. En de mensen die honger hadden, heeft Hij meer dan genoeg te eten gegeven. | For he satisfieth the longing soul, and filleth the hungry soul with goodness. |
Jezus antwoordde: "IK BEN dat echte brood dat levend maakt. Iedereen die bij Mij komt, zal nooit meer honger hebben. En iedereen die in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben." | And Jesus said unto them, I am the bread of life: he that cometh to me shall never hunger; and he that believeth on me shall never thirst. |
Dat is wel waar, maar ik wil dat als jullie eten of drinken, of wat voor dingen dan ook doen, het altijd God moet eren. | Whether therefore ye eat, or drink, or whatsoever ye do, do all to the glory of God. |
Als je wél vlees eet, mag je iemand die géén vlees eet niet veroordelen. En als je géén vlees eet, mag je iemand die wél vlees eet niet veroordelen. Want God houdt van jullie allebei. | Let not him that eateth despise him that eateth not; and let not him which eateth not judge him that eateth: for God hath received him. |
Van de dieren die in het water leven, mogen jullie alle dieren eten die vinnen én schubben hebben. Maar jullie mogen geen waterdieren eten die geen vinnen of geen schubben hebben. Die dieren zijn onrein voor jullie. | These ye shall eat of all that are in the waters: all that have fins and scales shall ye eat: And whatsoever hath not fins and scales ye may not eat; it is unclean unto you. |
Jullie mogen eten van alle planten, bomen en vruchten. | And God said, Behold, I have given you every herb bearing seed, which is upon the face of all the earth, and every tree, in the which is the fruit of a tree yielding seed; to you it shall be for meat. |
Als je goed bent voor anderen, zal het ook met jou goed gaan. Als je anderen helpt, zul je zelf ook geholpen worden. | The liberal soul shall be made fat: and he that watereth shall be watered also himself. |
Voortaan mogen jullie alles eten. Niet langer alleen de planten, maar ook de dieren. Jullie mogen alleen geen vlees eten waar het bloed nog in zit. Want in het bloed zit het leven. | Every moving thing that liveth shall be meat for you; even as the green herb have I given you all things. But flesh with the life thereof, which is the blood thereof, shall ye not eat. |
Maar Jezus antwoordde: "In de Boeken staat: 'Je kan niet alleen van brood leven. Alles wat God zegt, heb je óók nodig om te leven.' " | But he answered and said, It is written, Man shall not live by bread alone, but by every word that proceedeth out of the mouth of God. |
Want we hebben niets op de wereld meegebracht toen we geboren werden, en het is duidelijk dat we ook niets uit de wereld kunnen meenemen als we sterven. Als we onderdak, eten, drinken en kleren hebben, moeten we tevreden zijn. | For we brought nothing into this world, and it is certain we can carry nothing out. And having food and raiment let us be therewith content. |
Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Daarom zeg Ik jullie: maak je nergens zorgen over. Niet of je wel eten en drinken zal hebben. Ook niet of je wel kleren zal hebben om aan te trekken. Het leven is toch belangrijker dan het eten? En het lichaam is toch belangrijker dan de kleren?" | Therefore I say unto you, Take no thought for your life, what ye shall eat, or what ye shall drink; nor yet for your body, what ye shall put on. Is not the life more than meat, and the body than raiment? |
Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen. Hij keek naar de hemel, zegende de broden en vissen en brak ze in stukken. Die gaf Hij aan de leerlingen om aan de mensen uit te delen. En de mensen aten tot ze genoeg hadden. Toen haalden ze de stukken op die waren overgebleven: twaalf manden vol. | Then he took the five loaves and the two fishes, and looking up to heaven, he blessed them, and brake, and gave to the disciples to set before the multitude. And they did eat, and were all filled: and there was taken up of fragments that remained to them twelve baskets. |
Laat je dus door niemand nog regels opleggen over wat jullie wel of niet mogen eten en drinken, of welke feestdagen jullie moeten vieren. Want die dingen zijn een afbeelding en een schaduw van de werkelijke dingen die nog zouden komen in Christus. | Let no man therefore judge you in meat, or in drink, or in respect of an holyday, or of the new moon, or of the sabbath days: Which are a shadow of things to come; but the body is of Christ. |
Nehemia (de bestuurder van de provincie), Ezra (de priester en wetgeleerde) en de Levieten die het volk les gaven, zeiden tegen de mensen: "Vandaag vieren we feest voor jullie Heer God. Wees dus niet bedroefd en huil niet." Dat zeiden ze, omdat alle mensen huilden toen ze de wet hoorden. | Then he said unto them, Go your way, eat the fat, and drink the sweet, and send portions unto them for whom nothing is prepared: for this day is holy unto our Lord: neither be ye sorry; for the joy of the Lord is your strength. |
Let op: Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand naar Mij luistert en de deur opendoet, zal Ik bij hem binnen komen. Dan zullen we samen eten: hij met Mij en Ik met hem. | Behold, I stand at the door, and knock: if any man hear my voice, and open the door, I will come in to him, and will sup with him, and he with me. |
Maar jullie moeten je niet zo druk maken over gewoon eten. Gewoon eten is ook weer gauw verdwenen. Zoek liever naar het eten dat eeuwig leven geeft. De Mensenzoon kan dat aan jullie geven. Want God de Vader heeft Mij daarvoor de macht en het recht gegeven. | Labour not for the meat which perisheth, but for that meat which endureth unto everlasting life, which the Son of man shall give unto you: for him hath God the Father sealed. |
Vriendelijke woorden zijn als honing voor de ziel en als medicijn voor het lichaam. | Pleasant words are as an honeycomb, sweet to the soul, and health to the bones. |
Geniet dus maar van je eten en drinken en wees vrolijk. Want dan doe je wat God heeft bedoeld. | Go thy way, eat thy bread with joy, and drink thy wine with a merry heart; for God now accepteth thy works. |
Elke dag waren ze eensgezind in de tempel. Ze aten blij en eensgezind bij elkaar hun maaltijden. Ze prezen God en iedereen had respect voor hen. En de Heer maakte de groep van mensen die gered werden elke dag groter. | And they, continuing daily with one accord in the temple, and breaking bread from house to house, did eat their meat with gladness and singleness of heart, Praising God, and having favour with all the people. And the Lord added to the church daily such as should be saved. |
God geeft aan de zaaier zaad om te zaaien, maar ook brood om te eten. Net zo zal Hij 'zaad' aan jullie geven. Hij zal zelfs steeds méér 'zaad' geven. En Hij zal zorgen dat er ook een grote 'oogst' opkomt uit jullie goede daden. | Now he that ministereth seed to the sower both minister bread for your food, and multiply your seed sown, and increase the fruits of your righteousness. |
Ik at geen lekkere dingen en geen vlees en ik dronk geen wijn. Ook verzorgde ik mij niet met zalf-olie, tot er drie hele weken voorbij waren. | I ate no pleasant bread, neither came flesh nor wine in my mouth, neither did I anoint myself at all, till three whole weeks were fulfilled. |
Het is heerlijk voor je als je honger en dorst hebt naar rechtvaardigheid. Want je honger zal gestild worden. | Blessed are they which do hunger and thirst after righteousness: for they shall be filled. |
Verlang naar het zuivere woord van Gods waarheid, net zoals pasgeboren baby's verlangen naar pure, onverdunde melk. Want daardoor zullen jullie opgroeien. | As newborn babes, desire the sincere milk of the word, that ye may grow thereby. |
Geef het Koninkrijk van God en het doen van Gods wil de eerste plaats in jullie leven. Dan zal Hij jullie al deze dingen geven. | But seek ye first the kingdom of God, and his righteousness; and all these things shall be added unto you. |
Hij wilde dat jullie ontzag voor Hem zouden leren hebben. Daarom liet Hij jullie honger lijden. Toen gaf Hij jullie manna, iets wat jullie en jullie voorouders nog nooit hadden gezien. Want Hij wilde dat jullie zouden begrijpen dat een mens niet alleen van brood leeft. Een mens leeft óók van elk woord dat God spreekt. | And he humbled thee, and suffered thee to hunger, and fed thee with manna, which thou knewest not, neither did thy fathers know; that he might make thee know that man doth not live by bread only, but by every word that proceedeth out of the mouth of the Lord doth man live. |