Elk woord van God is getoetst, Hij is een schild voor wie bij Hem hun toevlucht zoeken. | Alle woord Gods is gelouterd; hun die bij Hem schuilen, is Hij ten schild. |
Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht, zijn trouw is een schild en pantser. | Met zijn vlerken beschermt Hij u, en onder zijn vleugelen vindt gij een toevlucht; zijn trouw is schild en pantser. |
Maar ik, ik zal uw sterkte roemen, in de morgen uw trouw bezingen: U bent voor mij altijd een burcht geweest, een toevlucht in tijden van nood. | Ik echter bezing uw sterkte, des morgens jubel ik over uw goedertierenheid; want Gij waart mij een burcht, een toevlucht ten dage toen ik benauwd was. |
Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende, zegt tegen de HEER: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik.’ | Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot de Here: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw. |
God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood. | God is ons een toevlucht en sterkte, ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden. |
Behoed mij, God, ik schuil bij u. | Bewaar mij, o God, want bij U schuil ik. |
Bij God is mijn redding en mijn eer, mijn machtige rots, mijn schuilplaats is God. | Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God. |
Beter te schuilen bij de HEER dan te vertrouwen op mensen. | Het is beter bij de Here te schuilen dan op mensen te vertrouwen. |
Proef en geniet de goedheid van de HEER, gelukkig de mens die bij Hem schuilt. | Smaakt en ziet, dat de Here goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt. |
De HEER redt het leven van zijn dienaren, nooit zal boeten wie schuilt bij Hem. | De Here verlost de ziel van zijn knechten, allen die bij Hem schuilen, zullen niet boeten. |
De HEER is goed, een vesting in tijden van nood, Hij kent wie bij Hem schuilen. | De Here is goed, een sterkte ten dage der benauwdheid; Hij kent hen die bij Hem schuilen. |
Bij u, HEER, schuil ik, maak mij nooit te schande. Bevrijd mij en doe mij recht. | Bij U, Here, schuil ik, laat mij nimmer beschaamd worden. Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid. |
Gods weg is volmaakt, het woord van de HEER is zuiver, een schild is Hij voor allen die bij Hem schuilen. | Gods weg is volmaakt; des Heren woord is zuiver. Hij is een schild voor allen die bij Hem schuilen. |
Gods weg is volmaakt, het woord van de HEER is zuiver, een schild is Hij voor allen die bij Hem schuilen. | Gods weg is volmaakt; des Heren woord is zuiver. Hij is een schild voor allen die bij Hem schuilen. |
Hoe groot is het geluk dat U hebt weggelegd voor wie U vrezen, dat U bereid hebt voor wie schuilen bij U, heel de wereld zal het zien. | Hoe groot is het goed dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen, dat Gij bereid hebt voor wie bij U schuilen ten aanschouwen van de mensenkinderen. |
Ik heb u lief, HEER, mijn sterkte, HEER, mijn rots, mijn vesting, mijn bevrijder, God, mijn steenrots, bij u kan ik schuilen, mijn schild, kracht die mij redt, mijn burcht. | Hij zeide: Ik heb U hartelijk lief, Here, mijn sterkte, o Here, mijn steenrots, mijn vesting en mijn bevrijder, mijn God, mijn Rots, bij wie ik schuil, mijn schild, hoorn mijns heils, mijn burcht. |