Denk aan uw barmhartigheid, HEER, aan uw liefde door de eeuwen heen. Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd, maar denk met liefde aan mij, HEER, omwille van uw goedheid. | Gedenk uw barmhartigheid, Here, en uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid; gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mijner naar uw goedertierenheid, om uwer goedheid wil, Here. |
Onze God is in de hemel, Hij doet wat Hem behaagt. | Onze God is in de hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. |
Wie van geld houdt, kan er niet genoeg van krijgen. Wie verzot op rijkdom is, is altijd op meer gewin belust. Ook dat is enkel leegte. | Wie geld liefheeft, wordt van geld niet verzadigd, noch wie rijkdom liefheeft, van inkomsten. Ook dit is ijdelheid. |
Zoals water het gezicht weerspiegelt, zo weerspiegelt het hart de mens. | Zoals het water het gelaat weerspiegelt, zo weerspiegelt het hart van de mens de mens. |
Als je geen gehoor geeft aan de wet, is zelfs je gebed de HEER een gruwel. | Wie zijn oor afwendt van het horen der wet, diens gebed zelfs is een gruwel. |
Iedereen die Ik liefheb wijs Ik terecht en bestraf Ik. Zet u dus volledig in en kom tot inkeer. | Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u. |
God zei: ‘Laat er licht zijn,’ en er was licht. | En God zeide: Er zij licht; en er was licht. |
Wie beheerst wordt door het aardse, kan God niet behagen. | Zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. |
Want ik verlang ernaar u te ontmoeten en u te laten delen in een geestelijke gave, om u te sterken, of liever, om door elkaar bemoedigd te worden: ik door uw geloof en u door het mijne. | Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw versterking, dat is te zeggen: onder u mede bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij. |
Geen woord ligt op mijn tong, of U, HEER, kent het ten volle. | Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen. |
Dit zeg Ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. | Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld worde. |
God slaat echter geen acht op de tijd waarin men Hem niet kende, maar roept nu overal alle mensen op tot inkeer te komen. | God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen. |
Daarop nam Petrus het woord en zei: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die Hem vereert en rechtvaardig handelt.’ | En Petrus opende zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen aanneming des persoons is, maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig. |
Ik word naar twee kanten getrokken: enerzijds verlang ik ernaar te sterven en bij Christus te zijn, want dat is het allerbeste; anderzijds is het meer in uw belang dat ik blijf leven. | Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil. |
Neig mijn hart naar uw richtlijnen en niet naar winstbejag. | Neig mijn hart tot uw getuigenissen en niet tot winstbejag. |
Gods genade is openbaar geworden om alle mensen te redden. Ze leert ons dat we goddeloze en wereldse begeerten moeten afwijzen en bezonnen, rechtvaardig en vroom in deze wereld moeten leven. | Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven. |
Steeds houd ik de HEER voor ogen, met Hem aan mijn zijde wankel ik niet. | Ik stel mij de Here bestendig voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand staat, wankel ik niet. |
Wie de HEER welgevallig is, mag zijn weg gaan met vaste tred. | Door de Here worden de schreden van de man bevestigd, aan wiens weg Hij welgevallen heeft. |
Hij heeft recht en gerechtigheid lief, van de trouw van de HEER is de aarde vervuld. | Hij heeft gerechtigheid en recht lief, de aarde is vol van de goedertierenheid des Heren. |
Maar zelfs als u zou lijden omwille van de gerechtigheid, dan bent u toch gelukkig te prijzen. Wees daarom niet bang voor de mensen en laat u door niets in verwarring brengen. | Al moest gij lijden om de gerechtigheid, toch zijt gij zalig. Doch vreest niet voor hun dreiging, en laat u niet verschrikken. |
Ik strek mijn handen naar U uit, dorstig als droge aarde. sela | Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel smacht naar U als een dorstig land. sela |
Als jullie je leven werkelijk beteren, als jullie elkaar rechtvaardig behandelen, vreemdelingen, wezen en weduwen niet onderdrukken, in dit land geen onschuldig bloed vergieten en niet achter andere goden aan lopen, jullie onheil tegemoet, dan mogen jullie hier blijven wonen, in het land dat Ik jullie voorouders gegeven heb, voor altijd en eeuwig. | Neen, als gij werkelijk uw handel en wandel betert, als gij werkelijk onder elkander recht doet, vreemdeling, wees en weduwe niet verdrukt, geen onschuldig bloed vergiet op deze plaats en andere goden niet achternaloopt, u tot onheil, dan wil Ik u op deze plaats, in het land dat Ik aan uw vaderen gegeven heb, laten wonen van eeuw tot eeuw. |
Want het oog van de Heer rust op de rechtvaardigen en zijn oor luistert naar hun hulpgeroep, maar Hij keert zich tegen wie kwaad doen. | Want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen. |
Laat ieder zo veel geven als hij zelf besloten heeft, zonder tegenzin of dwang, want God heeft lief wie blijmoedig geeft. | En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief. |
Aan wie met volharding het goede doet, wie glorie, eer en onsterfelijkheid zoekt, schenkt Hij het eeuwige leven. | Hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven. |
Bijbeltekst van de dag
Heer, al mijn verlangens zijn U bekend,mijn zuchten is U niet verborgen.