Jezus zei: ‘Ik ben het die de doden laat opstaan. Ik ben het die leven geeft. Iedereen die in mij gelooft, zal leven, ook als hij sterft. En iedereen die leeft en in mij gelooft, die zal niet voor eeuwig sterven. Geloof je dat?’ | Jezus zei tegen haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat? |
Als wij leven, leven wij voor de Heer. En als wij sterven, sterven wij voor de Heer. Wij horen bij onze Heer Jezus Christus, in heel ons leven en ook als we sterven. | Want als wij leven, leven wij voor de Heere en als wij sterven, sterven wij voor de Heere. Of wij dan leven of sterven, wij zijn van de Heere. |
Dit heeft de Heer Jezus mij verteld: Voordat hij komt, zal er een teken gegeven worden. De belangrijkste engel zal roepen, en Gods trompet zal klinken. Op dat moment komt de Heer Jezus uit de hemel. Dan staan eerst de gestorven christenen op uit de dood. En daarna mogen wij die nog leven, ook komen. Dan gaan we samen op de wolken naar de Heer toe. In de lucht zullen we hem ontmoeten, en vanaf dan zullen we altijd bij hem zijn. | Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn. |
Zolang ik leef, zal ik Christus dienen. En zolang ik op aarde ben, kan ik goed werk doen. Maar als ik sterf, zal ik bij Christus zijn. Dat is nog veel beter! | Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst. |
Ik ben niet bang, ook al is er gevaar, ook al is het donker om mij heen. Want u bent bij mij, Heer. U beschermt me, u geeft mij moed. | Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. |
Dit is de boodschap waarop we vertrouwen: Als wij met Christus verbonden zijn in zijn dood, dan zijn we ook met hem verbonden in het eeuwige leven. | Dit is een betrouwbaar woord. Want als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. |
Vergeet mij niet, draag mijn liefde als een ketting op je borst, als een armband om je arm. De liefde is zo sterk als de dood, niemand houdt de liefde tegen. De liefde lijkt op een vuur, een vuur dat hevig brandt. | Leg mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm. Want de liefde is sterk als de dood, de hartstocht onstuitbaar als het graf. Haar vonken zijn vurige vonken, vlammen van de HEERE. |
De dood is in de wereld gekomen door een mens, door Adam. Alle mensen moeten sterven, net als Adam. Maar door een ander mens, door Jezus Christus, zullen de mensen opstaan uit de dood. Alle gestorven christenen zullen weer levend worden, net als Christus. | Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. |
Dit weet ik zeker: door de dood en opstanding van Jezus Christus, onze Heer, liet God zien hoeveel hij van ons houdt. En niets kan dat veranderen: geen engel, geen geest, geen machthebber, geen mens of macht op aarde of in de hemel. Want wat er ook gebeurt, vandaag of in de toekomst, of we nu leven of sterven: God houdt van ons! | Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere. |
Want de dood van een mens maakt mij niet blij. Ga dus op een goede manier leven, zodat jullie in leven blijven! | Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende, spreekt de Heere HEERE, dus bekeer u en leef! |
Uit de richting van de troon hoorde ik een luide stem, die zei: ‘Nu is God zelf op aarde. Vanaf nu zal hij bij de mensen wonen. De mensen zullen zijn volk zijn, en hij zal hun God zijn. Hij zal al hun tranen drogen. Niemand zal meer sterven, en er zal geen verdriet en geen pijn meer zijn. Want alles van vroeger is verdwenen.’ | En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. |
Wat zou ik het beste vinden? Dat kan ik niet zeggen, want ik wil het allebei. Het liefste wil ik sterven, zodat ik bij Christus zal zijn. Dat is natuurlijk het beste. Maar voor jullie is het beter dat ik nog blijf leven. | Want ik word door deze twee gedrongen: ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste, maar in het vlees te blijven is noodzakelijker voor u. |
Dit weet ik zeker: als mijn aardse lichaam sterft, zal God mij een nieuw lichaam geven. Dat is een hemels lichaam, dat eeuwig en onsterfelijk is. | Wij weten immers dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. |
De dood is in de wereld gekomen door een mens, door Adam. Alle mensen moeten sterven, net als Adam. Maar door een ander mens, door Jezus Christus, zullen de mensen opstaan uit de dood. Alle gestorven christenen zullen weer levend worden, net als Christus. | Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens. |
Hij kwam in de hel en had heel veel pijn. In de verte zag hij Abraham zitten, en daarnaast zat Lazarus. De rijke man riep: ‘Vader Abraham, heb medelijden met mij! Ik heb zo veel pijn in dit vuur! Stuur Lazarus naar me toe. Laat hem met zijn vinger een druppeltje water op mijn tong leggen.’ | En ook de rijke man stierf en werd begraven. En toen hij in de hel zijn ogen opsloeg, waar hij in pijn verkeerde, zag hij Abraham van ver en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zei: Vader Abraham, ontferm u over mij en stuur Lazarus naar mij toe en laat hem de top van zijn vinger in het water dopen en mijn tong verkoelen, want ik lijd vreselijk pijn in deze vlam. |
Als je je leven probeert te redden, zul je het juist voor altijd verliezen. Maar je kunt ook je leven verliezen omdat je mijn volgeling bent. Dan zul je je leven juist voor altijd redden. | Want wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen om Mij, die zal het vinden. |
Waar kan ik heen gaan zonder dat u het merkt? Waar kan ik heen vluchten zonder dat u mij ziet? Ik kan wel naar de hemel klimmen, maar dan bent u daar. Ik kan wel afdalen naar het land van de dood, maar daar bent u ook. | Waar kan ik Uw Geest ontgaan, waar Uw aangezicht ontvluchten? Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar; of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar. |
Jullie moeten niet bang zijn voor de mensen. Ze kunnen wel je lichaam doden, maar niet je ziel. Je moet alleen bang zijn voor God, want hij kan iemand met lichaam en ziel vernietigen in de hel. | En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel. |
Toen riep Jezus: ‘Vader, mijn leven is in uw handen!’ Dat waren zijn laatste woorden. Zo stierf hij. | En Jezus riep met luide stem en zei: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest. |
Dat is de eerste opstanding. Gelukkig en heilig zijn de mensen die de eerste opstanding meemaken! Want zij zullen geen tweede keer sterven, en niet voor eeuwig lijden in het vuur. In plaats daarvan zullen ze priesters zijn van God en van Christus. Duizend jaar lang zullen ze samen met Christus als koningen heersen. Pas na die duizend jaar worden de andere doden weer levend. | Zalig en heilig is hij die deelheeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen regeren, duizend jaar lang. |
Welk mens is bereid om voor een ander te sterven? Misschien als die ander een goed en eerlijk mens is? Ja, misschien zijn er mensen die willen sterven voor een goed mens. Maar Christus is voor ons gestorven toen we nog leefden als slechte mensen. Dat is het bewijs dat God van ons houdt! | Want bij hoge uitzondering zal iemand voor een rechtvaardige sterven; hoogstens immers heeft iemand de moed om voor de goede mens te sterven. God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. |
Luister goed! Ik ga bijna sterven. Jullie weten heel goed dat de Heer, jullie God, zich aan al zijn beloftes gehouden heeft. Hij heeft ze allemaal laten uitkomen. | En zie, ik ga heden de weg van heel de aarde, en u weet met heel uw hart en met heel uw ziel dat er geen enkel woord van al de goede woorden die de HEERE, uw God, over u gesproken heeft, onvervuld gebleven is. Alles is uitgekomen voor u, geen enkel woord ervan is onvervuld gebleven. |
Dat komt doordat de duivel jullie vader is. En jullie doen graag slechte dingen, net als hij. De duivel wilde vanaf het begin de mensen doden. Hij is niet te vertrouwen, want er is geen waarheid in hem. Hij kan niet anders dan liegen. En hij zorgt er ook voor dat mensen liegen. | U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen. |
Of denken jullie soms dat ik blij ben met de dood van een slecht mens? Nee, ik wil veel liever dat hij ophoudt met zijn verkeerde gedrag, zodat hij in leven blijft. | Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere HEERE. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven? |