Een gulle gever zal gedijen, wie te drinken geeft, zal te drinken krijgen. | Een zegenende ziel wordt verzadigd, en wie te drinken geeft, die zal ook te drinken krijgen. |
Laat ieder zo veel geven als hij zelf besloten heeft, zonder tegenzin of dwang, want God heeft lief wie blijmoedig geeft. | Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief. |
U bent in ieder opzicht rijk geworden om in alles vrijgevig te kunnen zijn, en uw vrijgevigheid leidt door onze bemiddeling tot dankzegging aan God. | Zo zult u in alles rijk worden, in staat tot alle vrijgevigheid, die door middel van ons dankzegging aan God teweegbrengt. |
Geef, dan zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die je voor anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt. | Geef en aan u zal gegeven worden: een goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende maat zal men u in de schoot geven, want met dezelfde maat waarmee u meet, zal er bij u ook gemeten worden. |
Als u namelijk bereidwillig geeft van wat u hebt, worden uw gaven met vreugde aanvaard; u hoeft niet te geven van wat u niet hebt. | Want als de bereidwilligheid aanwezig is, dan is iemand welgevallig overeenkomstig wat hij heeft, niet overeenkomstig wat hij niet heeft. |
Goed gaat het wie genadig is en vrijgevig, wie zijn zaken eerlijk behartigt. | Goed gaat het een man die zich ontfermt en uitleent, hij behartigt zijn zaken volgens het recht. |
God, die zaad geeft om te zaaien en brood om te eten, zal ook u zaad geven en het laten ontkiemen, zodat uw vrijgevigheid een rijke oogst opbrengt. | Hij nu Die de zaaier zaad verschaft, moge ook brood tot voedsel schenken en uw zaaigoed doen toenemen en de vruchten van uw gerechtigheid vermeerderen. |
Geef aan ieder die iets van je vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt. | Maar geef aan ieder die iets van u vraagt, en eis niet terug van hem die neemt wat van u is. |
Hij geeft de vermoeide kracht, de machteloze geeft Hij macht in overvloed. | Hij geeft de vermoeide kracht en Hij vermeerdert de sterkte van wie geen krachten heeft. |
Bedenk dit: wie karig zaait, zal karig oogsten; wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten. | En dit zeg ik: Wie karig zaait, zal ook karig oogsten; en wie zegenrijk zaait, zal ook zegenrijk oogsten. |
Komt een van u wijsheid tekort? Vraag God erom en Hij, die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zal u wijsheid geven. | En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden. |
Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie Hem daarom vragen! | Als u die slecht bent, uw kinderen dus goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan hen die tot Hem bidden? |