Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. | Uw woord is een lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad. |
Één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping. | Één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping. |
Een middelaar is niet (de vertegenwoordiger) van één; God echter is één. | Maar bemiddeling is niet nodig wanneer er maar één is die handelt, en God is één. |
Een groot woord past niet aan een dwaas, hoeveel te minder leugentaal aan een edele. | Verheven woorden passen niet bij een onverlaat, leugens des te minder bij een edel mens. |
Een lankmoedig mens overtreft een held, wie zijn geest beheerst, hem die een stad inneemt. | Beter een geduldig mens dan een vechtjas, beter zelfbeheersing dan een stad veroveren. |
Gerechtigheid verhoogt een volk, maar zonde is een schandvlek der natiën. | Rechtvaardigheid verheft een volk, zonde maakt het te schande. |
Niemand steekt een lamp aan en bedekt die met een vat of zet haar onder een bed, maar hij zet haar op een standaard, opdat wie binnentreden het licht mogen zien. | Wie een lamp aansteekt, zet hem niet onder een vat of onder een bed, maar plaatst hem op een standaard, zodat iedereen die binnenkomt het licht ziet. |
Veel makkers strekken een mens tot ongeluk, maar soms is een vriend aanhankelijker dan een broeder. | Wie veel vrienden heeft, raakt snel geruïneerd, een echte vriend is meer waard dan een broer. |
Een wijs zoon verheugt zijn vader, maar een dwaas zoon is een bekommering voor zijn moeder. | Een wijze zoon geeft zijn vader veel vreugde, een dwaze zoon bezorgt zijn moeder verdriet. |
Huis en have is een erfdeel der vaderen, maar een verstandige vrouw is van de Here. | Huis en have erf je van je voorouders, maar een vrouw met inzicht krijg je van de HEER. |
Een vriend heeft te allen tijde lief, maar een broeder wordt voor de nood geboren. | Een vriend is je altijd toegedaan, je broer is geboren om te helpen in tijden van nood. |
Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. | Jullie zijn het licht voor de wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. |
Het is een eer voor een man zich verre te houden van twist, maar elke dwaas barst los. | Het strekt een mens tot eer om ruzie te vermijden, een dwaas stort zich in een woordenstrijd. |
Wie haat verbergt, is een leugenlip; wie laster verbreidt, is een dwaas. | Wie heimelijk haat is een huichelaar, wie openlijk lastert een dwaas. |
Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de sabbat wèl te doen. | En is een mens niet veel meer waard dan een schaap? Daaruit volgt dat we op sabbat goed mogen doen. |
Een vrolijk hart bevordert de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren. | Een vrolijk hart bevordert een goede gezondheid, een sombere geest verzwakt het lichaam. |
Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest. | Schep, o God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn geest, maak mij standvastig. |
Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. | Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. |
Een betrouwbaar getuige liegt niet, maar wie leugens uitblaast, is een vals getuige. | Een betrouwbare getuige spreekt de waarheid, een valse getuige strooit alleen maar leugens rond. |
Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. | Moge de HEER een burcht zijn voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. |
Een langgerekt hopen maakt het hart ziek, maar een vervulde begeerte is een boom des levens. | Almaar onvervulde hoop maakt ziek, vervuld verlangen is een levensboom. |
Zachtheid van tong is een boom des levens, maar valsheid in haar is een verderf in de geest. | Kalme woorden zijn een levensboom, een valse tong vernietigt de geest. |
Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. | Want zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. |
En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. | Iedereen die aan een wedstrijd deelneemt beheerst zich in alles; atleten doen het voor een vergankelijke erekrans, wij echter voor een onvergankelijke. |
God is ons een toevlucht en sterkte, ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden. | God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood. |