Laat alles bij u in liefde toegaan. | Alles wat u doet, moet u met liefde doen. |
Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was. | Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. |
Ik zoek U met mijn ganse hart, laat mij niet van uw geboden afdwalen. | Met heel mijn hart heb ik U gezocht, laat mij niet afdwalen van uw geboden. |
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede. | Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede. |
Bevestig mijn schreden naar uw toezegging, laat generlei onrecht over mij heersen. | Stuur mijn gangen zoals U hebt beloofd, lever mij niet uit aan de macht van het kwaad. |
Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. | Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. |
Zoekt de Here, terwijl Hij Zich laat vinden; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. | Zoek de HEER nu Hij zich laat vinden, roep Hem terwijl Hij nabij is. |
En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam. | Wat aarzel je dan nog? Sta op, laat je dopen en je zonden wegwassen, terwijl je zijn naam aanroept. |
Overigens, broeders, weest blijde, laat u terecht brengen, laat u vermanen, weest eensgezind, houdt vrede, en de God der liefde en des vredes zal met u zijn. | Tot slot, broeders en zusters, wees verheugd. Beter uw leven, neem mijn vermaningen ter harte, wees eensgezind, leef in vrede met elkaar – dan zal de God van de liefde en de vrede met u zijn. |
Maar laat het recht als water golven, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek. | Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek. |
Laat het ja, dat gij zegt, ja zijn, en het neen, neen; wat daar bovenuit gaat, is uit den boze. | Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad. |
De Here zal het voor mij voleindigen. O Here, uw goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Laat niet varen de werken uwer handen. | De HEER zal mij altijd beschermen. HEER, uw trouw duurt eeuwig, laat het werk van uw handen niet los. |
Laat uw voet een effen pad inslaan en laten al uw wegen vast zijn. | Weet welke weg je wilt inslaan, dan loop je met vaste tred. |
Bij U, Here, schuil ik, laat mij nimmer beschaamd worden. Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid. | Bij u, HEER, schuil ik, maak mij nooit te schande. Bevrijd mij en doe mij recht. |
Maar Jezus zeide: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen. | Laat die kinderen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij. |
Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen. | Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen. |
De dwaas laat zijn ganse toorn de vrije loop, maar de wijze houdt die in en doet hem bedaren. | Een dwaas geeft uiting aan al zijn gevoelens, een wijze houdt ze in toom. |
Laat af en weet, dat Ik God ben; Ik ben verheven onder de volken, verheven op de aarde. | Staak de strijd, en erken dat Ik God ben, verheven boven de volken, verheven boven de aarde. |
Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. | Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld. |
Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here. | Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn, want er staat geschreven dat de Heer zegt: ‘Het is aan Mij om wraak te nemen, Ik zal vergelden.’ |
Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd. | Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet. |
Laat niemand zichzelf misleiden! Indien iemand onder u meent wijs te zijn in deze tijd, hij worde dwaas, om wijs te worden. | Laat niemand zichzelf bedriegen. Wanneer iemand van u denkt dat hij in deze wereld wijs is, moet hij eerst dwaas worden; pas dan kan hij wijs worden. |
Al moest gij lijden om de gerechtigheid, toch zijt gij zalig. Doch vreest niet voor hun dreiging, en laat u niet verschrikken. | Maar zelfs als u zou lijden omwille van de gerechtigheid, dan bent u toch gelukkig te prijzen. Wees daarom niet bang voor de mensen en laat u door niets in verwarring brengen. |
Laat de geringe broeder roemen in zijn hoogheid, maar de rijke in zijn geringheid, want als een bloem in het gras zal hij vergaan. | Laat de onaanzienlijke gelovige trots zijn op zijn aanzien, en de rijke op zijn nederige staat, want hij zal vergaan als een bloem in het veld. |
En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. En veroordeelt niet en gij zult niet veroordeeld worden; laat los en gij zult losgelaten worden. | Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. |