En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid. | Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. |
Woorden uit de mond van een wijze zijn aangenaam, maar de lippen van een dwaas verslinden hemzelf. | Woorden uit de mond van een wijze zijn innemend, maar de lippen van een dwaas verslinden hemzelf. |
Maar het is zoals geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. | Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. |
Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding. Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen. | Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn (met hetgeen gelijk is) aan zijn opstanding; dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn. |
De hand van de vlijtigen zal heersen, maar bedrog leidt tot herendienst. | De hand der vlijtigen zal heersen, maar traagheid voert tot dienstbaarheid. |
Komt overmoed, dan komt ook schande, maar bij de ootmoedigen is wijsheid. | Als overmoed komt, komt schande mee, maar wijsheid is bij de ootmoedigen. |
Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver? Als hij dat bewaart overeenkomstig Uw woord. | Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord. |
Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde. | Daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen. |
Want wij struikelen allen in veel opzichten. Als iemand in woorden niet struikelt, is hij een volmaakt man, die bij machte is om ook het hele lichaam in toom te houden. | Want wij struikelen allen in velerlei opzicht; wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man, in staat zelfs zijn gehele lichaam in toom te houden. |
Welzalig is hij van wie de overtreding vergeven, van wie de zonde bedekt is. | Welzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. |
Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen? Ik, de HEERE, doorgrond het hart, beproef de nieren, en dat om ieder te geven overeenkomstig zijn wegen, overeenkomstig de vrucht van zijn daden. | Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? Ik, de Here, doorgrond het hart en toets de nieren, en dat, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner daden. |
Proef en zie dat de HEERE goed is; welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. | Smaakt en ziet, dat de Here goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt. |
Er is soms een weg die iemand recht schijnt, maar het einde ervan zijn wegen van de dood. | Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood. |
Laten je ogen recht vooruitkijken en je oogleden zich recht vóór je houden. | Laten uw ogen voorwaarts blikken en uw oogopslag rechtuit zijn. |
Voorzeker, hij zal voor eeuwig niet wankelen, de rechtvaardige zal eeuwig in gedachtenis blijven. | Want hij zal nimmer wankelen, tot eeuwige gedachtenis zal de rechtvaardige zijn. |
Vóór de ondergang verheft zich het mensenhart, maar nederigheid gaat vóór de eer. | Vóór de val is het hart van de mens hoogmoedig, maar ootmoed gaat vooraf aan de eer. |
Halleluja! Welzalig de man die de HEERE vreest, die grote vreugde vindt in Zijn geboden. | Halleluja. Welzalig de man, die de Here vreest, die van harte lust heeft in zijn geboden. |
Wie wanhopig is, mag van zijn vriend goedertierenheid verwachten; of hij zou de vreze van de Almachtige verlaten. | Wie zijn vriend medelijden onthoudt, die verzaakt de vreze des Almachtigen. |
De toorn van de dwaas wordt dezelfde dag bekend, maar wie schrander is, bedekt schande. | Een dwaas maakt zijn ergernis aanstonds bekend, maar een schrandere bedekt de smaad. |
Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is. | Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld. |
Maar wanneer de goddeloze zich bekeert van al zijn zonden die hij gedaan heeft, al Mijn verordeningen in acht neemt en recht en gerechtigheid doet, zal hij zeker in leven blijven, hij zal niet sterven. | Maar wanneer de goddeloze zich bekeert van alle zonden die hij begaan heeft, al mijn inzettingen onderhoudt en naar recht en gerechtigheid handelt, dan zal hij voorzeker leven; hij zal niet sterven. |
Een man die vrienden heeft, kan het slecht vergaan, maar soms is er een echte vriend die meer toegewijd is dan een broer. | Veel makkers strekken een mens tot ongeluk, maar soms is een vriend aanhankelijker dan een broeder. |
Een dwaas verwerpt de vermaning van zijn vader, maar wie de bestraffing in acht neemt, is schrander. | De dwaas versmaadt de tucht van zijn vader, maar wie de terechtwijzing ter harte neemt, is verstandig. |
Ik zeg u dat er evenzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die de bekering niet nodig hebben. | Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. |
Het bezit van een rijke is zijn sterke stad, als een hoge muur, in zijn verbeelding. | Het bezit van de rijke is zijn sterke stad, en als een hoge muur – in zijn verbeelding. |