Welzalig is de mens die wijsheid vindt, de mens die inzicht verkrijgt. | Gelukkig de mens die wijsheid ontdekt, de mens die inzicht wint. |
Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens. | Want zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. |
Zoals water gezicht tegenover gezicht stelt, zo weerspiegelt het hart van de mens de mens zelf. | Zoals water het gezicht weerspiegelt, zo weerspiegelt het hart de mens. |
Want wie van de mensen kent de dingen van de mens dan de geest van de mens, die in hem is? Zo kent ook niemand de dingen van God dan de Geest van God. | Wie is in staat de mens te kennen, behalve de geest van de mens? Zo is alleen de Geest van God in staat om God te kennen. |
De goede mens brengt het goede voort uit de goede schat van zijn hart, en de slechte mens brengt het slechte voort uit de slechte schat van zijn hart, want uit de overvloed van het hart spreekt zijn mond. | Een goed mens brengt uit de goede schatkamer van zijn hart het goede voort, maar een slecht mens brengt uit zijn slechte schatkamer het kwade voort; want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. |
Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. | Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. |
Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven! Daarom is het geoorloofd op de sabbatdagen goed te doen. | En is een mens niet veel meer waard dan een schaap? Daaruit volgt dat we op sabbat goed mogen doen. |
Want wat baat het een mens, als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt? Of wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel? | Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? Wat kan hij geven in ruil voor zijn leven? |
Ook zei de HEERE God: Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem. | De HEER God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.’ |
En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. | God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. |
De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd. Wat kan een mens mij doen? | Met de HEER aan mijn zijde heb ik niets te vrezen, wat kunnen mensen mij doen? |
Dwaal niet: God laat niet met Zich spotten, want wat de mens zaait, zal hij ook oogsten. | Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. |
Het verlangen van de mens is zijn goedertierenheid, maar een arme is beter dan een leugenachtige man. | Trouw is voor de mens het hoogste goed, je kunt beter arm dan onbetrouwbaar zijn. |
Daarom verliezen wij de moed niet; integendeel, ook al vergaat onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd. | Daarom verzaken wij onze plicht niet, want ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd. |
Want wat zal het een mens baten als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt? | Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? |
Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen als zondaars aangemerkt worden, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene velen als rechtvaardigen aangemerkt worden. | Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van één mens alle mensen rechtvaardigen worden. |
Maar de HEERE zei tegen Samuel: Kijk niet naar zijn uiterlijk en ook niet naar de hoogte van zijn gestalte, want Ik heb hem verworpen. Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan. | Maar de HEER zei tegen Samuel: ‘Ga niet af op zijn voorkomen en zijn rijzige gestalte. Ik heb hem afgewezen. Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de HEER kijkt naar het hart.’ |
En Hij zei: Wat uit de mens naar buiten komt, dat verontreinigt de mens. Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen voort kwade overwegingen, alle overspel, ontucht, moord, diefstal, hebzucht, allerlei kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, lastering, hoogmoed, dwaasheid; al deze slechte dingen komen van binnenuit en verontreinigen de mens. | Hij zei: ‘Wat uit de mens komt, dat maakt hem onrein. Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, laster, hoogmoed, dwaasheid; al deze slechte dingen komen van binnenuit, en die maken de mens onrein.’ |
Het hart van een mens overdenkt zijn weg, maar de HEERE bestuurt zijn voetstappen. | Een mens stippelt zijn weg uit, de HEER bepaalt de richting die hij gaat. |
In het hart van de mens zijn veel plannen, maar de raad van de HEERE, die houdt stand. | Een mens maakt allerlei plannen, wat wordt uitgevoerd, is het plan van de HEER. |
Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt. | Hij hééft u voor zijn macht laten buigen: Hij liet u honger lijden en gaf u toen manna te eten, voedsel dat u nooit eerder had gezien en uw voorouders evenmin. Zo maakte Hij u duidelijk dat een mens niet leeft van brood alleen, maar van alles wat de mond van de HEER voortbrengt. |
Lieg niet tegen elkaar, aangezien u de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt, en de nieuwe mens aangetrokken hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft. | Bedrieg elkaar niet langer, nu u de oude mens en zijn leefwijze afgelegd hebt en de nieuwe mens hebt aangetrokken, die steeds vernieuwd wordt naar het beeld van zijn schepper en zo tot inzicht komt. |
Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt. | Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.”’ |
De hoogmoed van een mens zal hem vernederen, maar de nederige van geest zal de eer vasthouden. | De hoogmoed van een mens brengt hem ten val, eer is weggelegd voor wie bescheiden is. |
Zo dan, mijn geliefde broeders, ieder mens moet haastig zijn om te horen, maar traag om te spreken en traag tot toorn. | Geliefde broeders en zusters, onthoud dit goed: ieder mens moet zich haasten om te luisteren, maar traag zijn om te spreken, traag ook in het kwaad worden. |