Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.
Verlang niet naar iets dat van een ander is. Blijf af van zijn huis, zijn vrouw, zijn slaaf of slavin, zijn koe of zijn ezel, en van al zijn bezit.
U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn dienaar, noch zijn dienares, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.
Wees niet jaloers op wat iemand anders heeft. Je moet niet willen hebben wat al van een ander is: zijn huis, of zijn vrouw, of zijn knecht, of zijn slavin, of zijn koe, of zijn ezel, of iets anders wat van iemand anders is.
Gerelateerde onderwerpen
Hebzucht
Wie geld liefheeft, wordt...
Materialisme
Want wij hebben niets...
Wet
Wat ik u heden...
Naaste
Het tweede is dit...
Liefde
De liefde is lankmoedig...
Hoop
Want Ik weet, welke...
Bijbeltekst van de dag
Wie is Hij toch, de Koning der ere?De Here der heerscharen,
Hij is de Koning der ere. sela