Ik wil de Here te allen tijde prijzen, bestendig zij zijn lof in mijn mond. | Ik zal de HEERE te allen tijde loven, Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn. |
Ik zocht de Here en Hij antwoordde mij, Hij redde mij uit al mijn verschrikkingen. | Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord, en mij gered uit al wat ik vrees. |
Deze ellendige hier riep en de Here hoorde, Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. | Deze ellendige riep en de HEERE hoorde; Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. |
Smaakt en ziet, dat de Here goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt. | Proef en zie dat de HEERE goed is; welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. |
Jonge leeuwen lijden ontbering en honger, maar wie de Here zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. | Jonge leeuwen lijden armoede en honger, maar wie de HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. |
Bewaar uw tong voor het kwade en uw lippen voor het spreken van bedrog. | Behoed je tong voor het kwaad en je lippen voor het spreken van bedrog. |
Wijk van het kwade en doe het goede, zoek de vrede en jaag die na. | Keer je af van het kwaad en doe het goede; zoek de vrede en jaag die na. |
De ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun hulpgeroep. | De ogen van de HEERE rusten op de rechtvaardigen, Zijn oren zijn gericht op hun hulpgeroep. |
Het aangezicht des Heren is tegen hen die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien. | Het aangezicht van de HEERE is tegen hen die kwaad doen: Hij zal hun nagedachtenis van de aarde uitroeien. |
Roepen zij, dan hoort de Here, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden. De Here is nabij de gebrokenen van hart en Hij verlost de verslagenen van geest. | Zij roepen en de HEERE hoort, Hij redt hen uit al hun benauwdheden. De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, Hij verlost de verbrijzelden van geest. |
Talrijk zijn de rampen van de rechtvaardige, maar uit die alle redt hem de Here. | De rechtvaardige heeft veel ellende, maar uit dat alles redt de HEERE hem. |
De Here verlost de ziel van zijn knechten, allen die bij Hem schuilen, zullen niet boeten. | De HEERE verlost de ziel van Zijn dienaren; allen die tot Hem de toevlucht nemen, worden niet schuldig verklaard. |