Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, indien gij geloof hebt en niet twijfelt, zult gij niet alleen doen wat met de vijgeboom is gebeurd, maar zelfs indien gij tot deze berg zegt: Hef u op en werp u in de zee, het zal geschieden. | Jezus antwoordde: ‘Luister goed naar mijn woorden: Als je gelooft en niet twijfelt, dan kun je een boom laten verdorren. Sterker nog, dan kun je tegen die berg daar zeggen: ‘Kom van je plaats en laat je in de zee vallen.’ En dan zal dat gebeuren.’ |
En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer, want het is zelfs schandelijk om te noemen, wat heimelijk door hen wordt verricht. | Het gedrag van slechte mensen leidt tot niets. Wat zij in het geheim allemaal doen, is te erg voor woorden. Doe er niet aan mee, maar zeg er juist iets van. |
En wanneer zij u wegvoeren om u over te leveren, weest dan niet van tevoren bezorgd wat gij zeggen moet, maar zegt wat u in die ure gegeven wordt; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de heilige Geest. | Als ze jullie gevangennemen en wegbrengen, maak je dan geen zorgen over wat je moet zeggen. Maar zeg wat God je op dat moment laat zeggen. Want je spreekt dan niet zelf, maar jullie woorden komen van de heilige Geest. |
Maar gij, kom uit voor hetgeen met de gezonde leer strookt. | Titus, leer de mensen om zich goed te gedragen, op een manier die past bij de juiste uitleg van het geloof. |
Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen, maar de mond der goddelozen verbergt geweld. | Goede mensen zullen lang en gelukkig leven. Slechte mensen verbergen hun misdaden met mooie woorden. |
Toen het mij bang te moede was, riep ik de Here aan, tot mijn God riep ik om hulp. Hij hoorde mijn stem uit zijn paleis, mijn hulpgeroep tot Hem drong door in zijn oren. | Toen schreeuwde ik om hulp naar mijn God, vol angst riep ik naar de Heer. En hij hoorde mij roepen, vanuit de hemel hoorde hij mijn stem. |
Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. | Want als we geloven met heel ons hart, ziet God ons als goede mensen. En als we Jezus eren als onze Heer, worden we gered. |
Maar vooral, mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch welke andere eed ook. Laat ja bij u ja zijn en neen neen, opdat gij niet onder het oordeel valt. | Vrienden, weten jullie wat het allerbelangrijkste is? Dat jullie nooit zeggen over iets: ‘Dat is zo zeker als de Heer leeft!’ En zeg ook nooit over iets: ‘Dat is zo zeker als de hemel bestaat’, of: ‘Dat is zo zeker als de aarde bestaat’. Zeg ja als het ja is en zeg nee als het nee is. Anders zal God jullie straffen. |
Ik wil de Here te allen tijde prijzen, bestendig zij zijn lof in mijn mond. | Altijd wil ik de Heer danken, elke dag zing ik een lied voor hem. |
Het gebod zijner lippen deed ik niet wijken, in mijn binnenste verborg ik de woorden van zijn mond. | Ik heb steeds precies gedaan wat hij zei, ik heb zijn woorden in mijn hart bewaard. |
Laat het ja, dat gij zegt, ja zijn, en het neen, neen; wat daar bovenuit gaat, is uit den boze. | Zo moet het zijn: Zeg ja als het ja is, en zeg nee als het nee is. Al dat andere is bedacht door de duivel. |
Want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken. | En bedenk: niemand kan de heilige boeken uitleggen zonder hulp van God. Want de woorden die daarin staan, komen van God. De profeten hebben hun woorden niet zelf bedacht. De heilige Geest liet hen spreken namens God zelf. |
En God zeide: Er zij licht; en er was licht. | Toen zei God: ‘Er moet licht komen.’ En er kwam licht. |
Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here niet gesproken heeft? – als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen. | Misschien denken jullie: Hoe weten we of een profeet namens de Heer spreekt? Dat weet je als de woorden van een profeet ook echt uitkomen. Als dat niet gebeurt, dan weet je dat de profeet niet namens de Heer gesproken heeft. Voor de boodschap van zo’n profeet hoef je niet bang te zijn. |
Indien uw broeder zondigt, bestraf hem, en indien hij berouw heeft, vergeef hem. En zelfs indien hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal tot u terugkomt en zegt: Ik heb berouw, zult gij het hem vergeven. | Stel dat een andere gelovige iets verkeerds doet. Vertel hem dan wat hij verkeerd gedaan heeft. Als hij spijt heeft, moet je hem vergeven. Zelfs als hij zeven keer op een dag iets verkeerds doet tegen jou. Als hij dan ook zeven keer spijt heeft, dan moet je hem vergeven. |
Leugenlippen zijn de Here een gruwel, maar wie trouw handelen, zijn Hem welgevallig. | De Heer vindt het afschuwelijk als mensen liegen, maar hij houdt van eerlijke mensen. |
En ik viel op de grond en hoorde een stem tot mij zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? | Ik viel op de grond, en ik hoorde een stem zeggen: ‘Saulus, Saulus, waarom vervolg je mij?’ |
En gij zult te dien dage zeggen: Looft de Here, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend, vermeldt, dat zijn naam verheven is. | Als de nieuwe koning komt, zullen ze zeggen: ‘Dank de Heer! Maak overal bekend wie hij is. Vertel aan alle volken wat hij gedaan heeft.’ |
En er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. | Ook zagen de gelovigen iets dat op vuur leek. Dat vuur verdeelde zich in vlammen, en op iedereen kwam een vlam neer. Zo kwam de heilige Geest in alle gelovigen. Daardoor begonnen ze te spreken in vreemde talen. |
Ik zal U loven, Here, met mijn ganse hart, ik wil al uw wonderen verhalen. | Heer, met heel mijn hart wil ik u danken, al uw wonderen wil ik bekendmaken. |
En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid. | Na dat gebed begon de aarde te schudden op de plaats waar ze bij elkaar waren. En de heilige Geest kwam in alle apostelen. Ze begonnen zonder angst het goede nieuws over Jezus te vertellen. |
Gij zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb; blijft in Mij, gelijk Ik in u. | Jullie lijken op de goede takken die kort gemaakt zijn. Want door mijn woorden is het slechte uit jullie weggehaald, en zijn jullie rein geworden. |
De woorden van de lasteraar zijn als lekkernijen; zij glijden immers af naar de schuilhoeken van het hart. | Mensen luisteren graag naar roddels, net zoals ze graag zoete dingen eten. |
Daarop hoorde ik de stem des Heren, die zeide: Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan? En ik zeide: Hier ben ik, zend mij. | Toen hoorde ik de stem van de Heer. Hij zei: ‘Wie zal ik naar mijn volk sturen? Wie kan er namens mij spreken?’ En ik zei: ‘Ik! U kunt mij sturen.’ |
Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is; bij de aarde niet, omdat zij de voetbank zijner voeten is; bij Jeruzalem niet, omdat het de stad van de grote Koning is. | Dit zeg ik daarover: Gebruik nooit de woorden: ‘Zo zeker als de Heer leeft!’ En zeg nooit over iets: ‘Dat is zo zeker als de hemel bestaat’ of: ‘Dat is zo zeker als de aarde bestaat’. Want God is koning van de hemel, hij heerst over de aarde. Zeg ook niet: ‘Dat is zo zeker als Jeruzalem bestaat’. Want Jeruzalem is de stad van God. |