Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt. | U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: Hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan. |
Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. | Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak. |
Zalig is de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben. | Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die Hem liefheeft. |
Of zal iemand op gloeiende kolen lopen, zonder dat zijn voeten verbranden? | Of als hij over gloeiende kolen loopt, brandt hij dan zijn voeten niet? |
En Hij zeide: Hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat maakt de mens onrein. Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein. | Hij zei: ‘Wat uit de mens komt, dat maakt hem onrein. Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, laster, hoogmoed, dwaasheid; al deze slechte dingen komen van binnenuit, en die maken de mens onrein.’ |
Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking. | Wie in verleiding komt, moet niet beweren: ‘Die verleiding komt van God.’ Want God stelt niemand aan verleiding bloot, zoals Hij zelf ook niet door iets slechts in verleiding kan worden gebracht. |
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. | En breng ons niet in beproeving, maar red ons van het kwaad. Want aan U behoort het koningschap, de macht en de majesteit, in eeuwigheid. Amen. |
Jezus nu, vol van de heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest geleid in de woestijn, waar Hij veertig dagen verzocht werd door de duivel. En Hij at niets in die dagen en toen zij voorbij waren, kreeg Hij honger. | Vervuld van de heilige Geest trok Jezus weg van de Jordaan. Hij werd door de Geest naar de woestijn geleid, waar Hij veertig dagen bleef en door de duivel op de proef gesteld werd. Al die tijd at Hij niets, en toen de veertig dagen verstreken waren, had Hij grote honger. |
Here, al mijn verlangen ligt voor U open, mijn zuchten is voor U niet verborgen. | Heer, al mijn verlangens zijn U bekend, mijn zuchten is U niet verborgen. |
Want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt. | Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. |
Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen. | Broeders en zusters, wanneer u merkt dat een van u een misstap heeft begaan moet u, die door de Geest geleid wordt, hem zachtmoedig weer op het rechte pad brengen. Pas op dat u ook zelf niet tot misstappen wordt verleid. |
Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden. | Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, en goed voorbereid stand te kunnen houden. |
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen. | Want deze hogepriester kan met onze zwakheden meevoelen omdat Hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, maar dan zonder te zondigen. |
Dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen. | De Heer blijkt dus vromen uit de beproeving te kunnen redden en onrechtvaardigen gevangen te kunnen houden tot de dag van het oordeel, om hen dan te straffen. |
De in de dorens gezaaide is hij, die het woord hoort, en de zorg van de wereld en het bedrog van de rijkdom verstikt het woord en hij wordt onvruchtbaar. | Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen, maar bij wie de zorg om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom het woord verstikken, zodat het zonder vrucht blijft. |
Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt. | Omkleed u met de Heer Jezus Christus en laat u niet meeslepen door uw aardse natuur met haar begeerten. |
Want Gij hebt ons getoetst, o God, ons gelouterd, gelijk men zilver loutert. | U hebt ons beproefd, o God, ons gezuiverd, gezuiverd als zilver. |
Schuw de begeerten der jeugd en jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met hen, die de Here aanroepen uit een rein hart. | Mijd de begeerten van de jeugd, streef naar rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer met een zuiver hart aanroepen. |
Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming. | Wie zijn fouten verbergt, zal geen voorspoed kennen, wie ze toegeeft en vermijdt, krijgt vergeving. |