Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis. En Hij heeft ons overgeplaatst in het Koninkrijk van zijn Zoon, van wie Hij heel veel houdt. Hij heeft ons gered door de dood van zijn Zoon. Want dankzij zijn dood heeft God ons al onze ongehoorzaamheid kunnen vergeven. | Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden. |
God heeft zelfs zijn eigen Zoon aan ons gegeven. Dan zal Hij ons toch zeker ook al het andere geven dat we nodig hebben? | Zal Hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons dan met Hem ook niet alles schenken? |
Op een dag, toen zij zonder te eten de hele dag aan het bidden waren, zei de Heilige Geest tegen hen: "Ik heb een speciale taak voor Barnabas en Saulus." | Op een dag, toen ze aan het vasten waren en een samenkomst hielden voor de Heer, zei de heilige Geest tegen hen: ‘Stel Mij Barnabas en Saulus ter beschikking voor de taak die Ik hun heb toebedeeld.’ |
Dit is gebeurd zodat zou uitkomen wat de Heer God van tevoren door de profeet Jesaja heeft gezegd: "Het meisje dat nog maagd is zal in verwachting raken en een zoon krijgen. De mensen zullen Hem Immanuël noemen. Dat betekent: 'God is met ons.' " | Dit alles is gebeurd omdat in vervulling moest gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: ‘De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuel geven,’ wat in onze taal betekent: ‘God is met ons’. |
Maar dat konden ze niet. Dus door de wet gingen de mensen juist zien hoe slecht ze zijn. Zo zouden ze gaan begrijpen dat ze alleen door geloof in Jezus Christus hun deel van de belofte zouden krijgen en niet door zich aan de wet van Mozes te houden. | Maar de Schrift heeft alles in de macht van de zonde gelegd, zodat de belofte kon worden gegeven op grond van geloof in Jezus Christus, aan wie op Hem vertrouwen. |
Broeders en zusters, ik wil jullie herinneren aan het goede nieuws dat ik jullie heb verteld. Jullie hebben het geloofd en het is de basis van jullie leven geworden. Jullie zijn door dat goede nieuws ook gered. Maar jullie moeten het wel precies zó blijven geloven als ik het jullie heb verteld. Anders zijn jullie voor niets tot geloof gekomen. | Broeders en zusters, ik herinner u aan het evangelie dat ik u verkondigd heb, dat u hebt aangenomen, dat uw fundament is en uw redding – als u tenminste vasthoudt aan de boodschap zoals ik u die verkondigd heb. Anders bent u tevergeefs tot geloof gekomen. |
Zonder twijfel is het dienen van God iets wat haast niet te begrijpen is: God is gekomen als een mens, door de Geest in het gelijk gesteld, aan de engelen verschenen, bekend gemaakt aan alle volken, door mensen over de hele wereld geloofd, naar de hemel gegaan en geëerd met hemelse macht en majesteit. | Ongetwijfeld is dit het grote geheim van ons geloof: Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam, in het gelijk gesteld door de Geest, is verschenen aan de engelen, verkondigd onder de volken, Hij vond geloof in de wereld, is opgenomen in majesteit. |
Want we zijn wel gewone mensen die in deze wereld leven, maar we gebruiken geen menselijke wapens. | We zijn weliswaar zwak, zoals alle mensen, maar we vechten niet met aardse middelen. |
Het is duidelijk wat verlangens van het 'ik' zijn: verkeerde dingen doen op het gebied van seks, er maar op los leven, afgoden aanbidden, toverij, haat, ruzie, jaloersheid, driftbuien, egoïsme, verdeeldheid, boosheid, moord, dronkenschap, wilde feesten en meer van dat soort dingen. Ik waarschuw jullie hiervoor, zoals ik al eerder heb gedaan. Want mensen die deze dingen blijven doen, zullen niet in het Koninkrijk van God komen. | De praktijken waartoe de aardse begeerte aanzet zijn bekend: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst, bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God. |