DailyVerses.netThema'sWillekeurige tekstInschrijven

Bijbelteksten over 'Angst'

  • Als Gods liefde in ons is, hoeven we niet meer bang te zijn voor zijn oordeel. Volmaakte liefde laat alle angst verdwijnen. Angst betekent dat je bang bent voor Gods straf. Wie daar bang voor is, heeft geen volmaakte liefde in zich.
  • Je hoeft niet bang te zijn, want ik ben bij je. Je hoeft geen angst te hebben, want ik ben jouw God. Ik zal je helpen, ik zal je sterk maken. Met mijn hulp zul je de vijanden overwinnen.
  • De Heer helpt mij altijd,
    hij is als een licht in het donker.
    Ik ben voor niemand bang.
    Bij de Heer ben ik veilig,
    daarom heb ik geen angst.
  • Ik ben bang, maar ik vertrouw op u.
  • God heeft ons zijn Geest gegeven. Niet om bange mensen van ons te maken, maar moedige mensen, vol liefde en geduld.
  • Daarom zeg ik nog een keer: Je moet sterk en dapper zijn. Je hoeft nergens bang voor te zijn. Want ik ben je God. Ik ben altijd bij je, waar je ook heen gaat.
  • Je hoeft niet bang te zijn voor andere mensen.
    Vertrouw op de Heer, dan ben je veilig.
  • Maak je geen zorgen, maar vraag God alles wat je nodig hebt. Bid tot God, wat er ook gebeurt. En dank hem altijd.
    Dan zal God zijn vrede aan jullie geven. Dat is een vrede die geen mens ooit gekend heeft. Die vrede zal jullie gevoel en jullie gedachten beschermen tegen al het kwaad. Want jullie horen bij Jezus Christus.
  • Ik riep de Heer, en hij gaf mij antwoord.
    Ik was doodsbang, en hij heeft mij bevrijd.
  • Ik ben de Heer, je God. Ik houd je vast, en ik zeg: Israël, je hoeft niet bang te zijn. Ik zal je helpen.
  • De Heer is bij mij, daarom ben ik niet bang.
    Mensen kunnen me geen kwaad doen.
  • Vertrouw op hem als het leven zwaar is, want hij zal voor je zorgen.
  • God heeft ons niet zijn Geest gegeven om weer bange slaven van ons te maken. Nee, God heeft ons zijn Geest gegeven om van ons zijn kinderen te maken. En als Gods kinderen bidden wij: ‘Abba, Vader!’
  • Je kunt beter arm zijn en eerbied hebben voor de Heer,
    dan rijk zijn en leven in angst.
  • Ik ben niet bang,
    ook al is er gevaar,
    ook al is het donker om mij heen.
    Want u bent bij mij, Heer.
    U beschermt me,
    u geeft mij moed.
  • Rijke mensen kunnen bedreigd worden vanwege hun geld,
    maar arme mensen hoeven die angst niet te hebben.
  • Wees sterk en dapper. Jullie hoeven echt niet bang voor hen te zijn. Want de Heer, jullie God, zal jullie helpen. Hij blijft steeds bij jullie, hij zal jullie niet in de steek laten.
  • De Heer zal zelf met je meegaan. Hij zal je helpen. Hij blijft steeds bij je, hij zal je niet in de steek laten. Je hoeft echt niet bang te zijn.
  • Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Wees niet bang. Vertrouw op God, en vertrouw op mij.’
  • Toen hij de boot voorbij wilde gaan, zagen de leerlingen hem op het water lopen. Ze dachten dat het een geest was, en schreeuwden het uit van schrik. Alle leerlingen zagen hem en ze waren vreselijk bang. Maar Jezus zei: ‘Rustig maar, ik ben het. Jullie hoeven niet bang te zijn.’
  • Op u vertrouw ik, God.
    Ik wil voor u zingen,
    want u hebt beloofd om mij te helpen.
    Op u vertrouw ik.
    Ik zal niet bang zijn,
    want mensen kunnen mij geen kwaad doen.
  • Toen schreeuwde ik om hulp naar mijn God,
    vol angst riep ik naar de Heer.
    En hij hoorde mij roepen,
    vanuit de hemel hoorde hij mijn stem.
  • Mussen kosten bijna niets, je hebt er al twee voor een paar cent. Toch valt er dankzij de macht van God, jullie Vader, geen mus zomaar dood op de grond. God weet zelfs hoeveel haren je op je hoofd hebt. Je hoeft dus niet bang te zijn. Jullie zijn voor God veel belangrijker dan mussen.
  • We kunnen dus vol vertrouwen zeggen: «De Heer zal mij helpen. Daarom ben ik niet bang. Mensen kunnen me geen kwaad doen.»
  • Wees niet bang, ook al zijn jullie maar met weinig gelovigen. Want de nieuwe wereld is voor jullie. Zo wil God dat.
  • Wees dus niet bang, ook niet voor de beschuldigingen van ongelovigen. Als je lijdt omdat je Gods wil doet, ben je juist gelukkig.
  • Na dat gebed begon de aarde te schudden op de plaats waar ze bij elkaar waren. En de heilige Geest kwam in alle apostelen. Ze begonnen zonder angst het goede nieuws over Jezus te vertellen.
  • Jezus hoorde dat en zei tegen Jaïrus: ‘Wees niet bang! Blijf geloven, dan zal je dochter gered worden.’
  • De Heer houdt van zijn volk,
    zoals een vader van zijn kinderen houdt.
  • Toen zei de engel tegen Maria: ‘Je hoeft niet bang te zijn, Maria. God heeft je uitgekozen voor iets moois. Je zult zwanger worden en een zoon krijgen. Je moet hem Jezus noemen.’
  • De Heer zegt: ‘Volk van Israël, ik zal jullie troosten, ik zal jullie beschermen. Je hoeft niet bang te zijn voor andere mensen. Want mensen zijn zwak, ze leven maar kort. Net als een bloem die maar even bloeit en dan doodgaat.’
  • Ik ben niet bang,
    ook niet als een heel leger mij aanvalt.
    Ik blijf op de Heer vertrouwen,
    ook als de strijd begint.
  • Stel dat je gelooft dat onze God de enige God is. Dat is natuurlijk goed, maar dat is niet genoeg. Want dat geloven de kwade geesten ook! Daarom zijn ze zo vreselijk bang voor God.
  • Mensen die u willen dienen,
    mensen die bij u bescherming zoeken,
    die maakt u gelukkig.
    De hele wereld zal het zien!
  • Jullie moeten niet bang zijn voor de mensen. Ze kunnen wel je lichaam doden, maar niet je ziel. Je moet alleen bang zijn voor God, want hij kan iemand met lichaam en ziel vernietigen in de hel.
  • Maar ik, ik zal zingen over uw macht.
    Elke ochtend zal ik juichen over uw trouw.
    Want u beschermt mij tegen gevaar,
    bij u ben ik veilig.
  • Mussen kosten bijna niets. Je hebt er al vijf voor een paar cent. En toch vergeet God geen enkele mus. Jullie zijn voor God veel belangrijker dan mussen. God weet zelfs hoeveel haren jullie op je hoofd hebben. Je hoeft dus niet bang te zijn.
  • Maar de engel zei: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn, want ik breng jullie goed nieuws. Het hele volk zal daar blij mee zijn.’
  • De gewoontes van de andere volken stellen niets voor. Kijk maar hoe ze hun goden maken: Ze hakken bomen om in het bos en maken daar beelden van. Die versieren ze met zilver en goud. Daarna zetten ze de beelden vast met spijkers, zodat ze niet omvallen. Die beelden lijken op vogelverschrikkers op een akker. Ze kunnen niet spreken. En je moet ze dragen, want ze kunnen zelf niet lopen.
    Volk van Israël, wees niet bang voor zulke goden. Ze kunnen niets doen, geen kwaad en geen goed.