En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam. | Wat aarzel je dan nog? Sta op, laat je dopen en je zonden wegwassen, terwijl je zijn naam aanroept. |
Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u; gaat gij door rivieren, zij zullen u niet wegspoelen; als gij door het vuur gaat, zult gij niet verteren en zal de vlam u niet verbranden. | Moet je door het water gaan – Ik ben bij je; of door rivieren – je wordt niet meegesleurd. Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren, de vlammen zullen je niet verschroeien. |
Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand. | Wees niet bang, want Ik ben bij je, vrees niet, want Ik ben je God. Ik zal je sterken, Ik zal je helpen, je steunen met mijn bevrijdende rechterhand. |
De Here zal u bewaren voor alle kwaad, Hij zal uw ziel bewaren. De Here zal uw uitgang en uw ingang bewaren van nu aan tot in eeuwigheid. | De HEER behoedt je voor alle kwaad, Hij waakt over je leven, de HEER houdt de wacht over je gaan en je komen van nu tot in eeuwigheid. |
Heb Ik u niet geboden: wees sterk en moedig? Sidder niet en word niet verschrikt, want de Here, uw God, is met u, overal waar gij gaat. | Ik gebied je dus: wees vastberaden en standvastig, laat je door niets weerhouden of ontmoedigen, want waar je ook gaat, de HEER, je God, staat je bij. |
Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. | Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. |
Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. | Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. |
Verlustig u in de Here; dan zal Hij u geven de wensen van uw hart. | Zoek je geluk bij de HEER, Hij zal geven wat je hart verlangt. |
Huis en have is een erfdeel der vaderen, maar een verstandige vrouw is van de Here. | Huis en have erf je van je voorouders, maar een vrouw met inzicht krijg je van de HEER. |
Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult? | Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ |
Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. | Als je rechteroog je ten val brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam in de Gehenna geworpen wordt. |
En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. | Daarom zeg Ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. |
Beveel de Here uw werken, dan zullen uw voornemens gelukken. | Vertrouw bij je werk op de HEER, en je plannen zullen slagen. |
Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. | Maar als jullie bidden, trek je dan terug in je huis, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. |
Maar laat, als gij aalmoezen geeft, uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgene zij, en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. | Als je iets uit barmhartigheid geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. Zo blijft je gift in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. |
Vraagt iemand iets van u, geef het hem; neemt iemand het uwe, vraag het niet terug. | Geef aan ieder die iets van je vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt. |
Niemand schatte u gering om uw jeugdige leeftijd, maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geloof en in reinheid. | Sta niemand toe dat hij vanwege je jeugdige leeftijd op je neerkijkt, maar wees voor de gelovigen een voorbeeld in wat je zegt, in je levenswijze, in liefde, geloof en zuiverheid. |
Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. | Maar Petrus zei: ‘Ananias, waarom heb je je door Satan laten misleiden en heb je de heilige Geest bedrogen door een deel van de opbrengst van het stuk grond achter te houden? Je had het immers niet hoeven te verkopen, en nu je het wel verkocht hebt, had je met de opbrengst toch kunnen doen wat je wilde? Wat heeft je bezield om je zo te gedragen? Niet de mensen heb je bedrogen, maar God zelf.’ |
Maak er ernst mede u wèl beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid. | Span je in om voor God te staan als iemand die betrouwbaar is. Zorg dat je je niet voor je werk hoeft te schamen en verkondig regelrecht de waarheid. |
Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? | Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? |
Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik raad u; mijn oog is op u. | Ik geef inzicht en wijs de weg die je moet gaan. Ik geef raad, op jou rust mijn oog. |
Wie het gebod bewaart, bewaart zijn leven; maar wie niet let op zijn wandel, zal sterven. | Wie de geboden naleeft, behoudt zijn leven, wie de weg van de HEER veracht, zal sterven. |
En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen. | Alles waar jullie in gebed om vragen zul je ontvangen, als je maar gelooft. |
Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of over uw lichaam, waarmede gij u zult kleden. Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. | Maak je geen zorgen over je leven, over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam, over wat je zult aantrekken. Want het leven is meer dan voedsel en het lichaam meer dan kleding. |
Laat uw vriend en de vriend van uw vader niet in de steek, maar betreed het huis van uw broeder niet ten dage van uw ongeluk. Beter een buur dichtbij dan een broeder veraf. | Houd een vriend in ere, ook die van je vader, ga niet naar je broer als je problemen hebt; een vriend in de buurt is beter dan een broer ver weg. |