Bijbelteksten over 'Juichen'
- Ik wil vrolijk zijn, voor U juichen,
uw naam bezingen, Allerhoogste. - Dit is de dag die de HEER heeft gemaakt,
laten wij juichen en ons verheugen. - Mijn lippen zullen juichen wanneer ik voor U zing,
ik zal jubelen omdat U mij hebt verlost. - Ik vertrouw op uw liefde:
mijn hart zal juichen omdat U redding brengt,
ik zal zingen voor de HEER, Hij heeft naar mij omgezien. - Al zal de vijgenboom niet bloeien,
al zal de wijnstok niets voortbrengen,
al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen,
al zal er geen koren op de akkers staan,
al zal er geen schaap meer in de kooien zijn
en geen rund meer binnen de omheining –
toch zal ik juichen voor de HEER,
jubelen voor de God die mij redt. - De HEER, je God, zal in je midden zijn,
Hij is de held die je bevrijdt.
Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou,
in zijn liefde zal Hij zwijgen,
in zijn vreugde zal Hij over je jubelen. - Zijn woede duurt een oogwenk,
zijn liefde een leven lang.
Met tranen slapen we ’s avonds in,
’s morgens staan we juichend op. - Maar ik, ik zal uw sterkte roemen,
in de morgen uw trouw bezingen:
U bent voor mij altijd een burcht geweest,
een toevlucht in tijden van nood. - Juich, vrouwe Sion,
Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde!
Je koning is in aantocht,
bekleed met gerechtigheid en zege.
Nederig komt hij aanrijden op een ezel,
op een hengstveulen, het jong van een ezelin. - U hebt Hem lief zonder Hem ooit gezien te hebben; en zonder Hem nu te zien gelooft u in Hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding.
- Ik vind grote vreugde in de HEER,
mijn hele wezen jubelt om mijn God.
Hij deed mij het kleed van de redding aan,
hulde mij in de mantel van de gerechtigheid,
zoals een bruidegom een kroon opzet,
zoals een bruid zich tooit met haar sieraden.