Looft de Here, want Hij is goed, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. | Loof de HEER, want Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw. |
Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen. | Want voor God is niets onmogelijk. |
Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. | Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde. |
Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. | Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien. |
Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden. | Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden. |
Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. | Leg de last van uw zorgen op Hem, want u ligt Hem na aan het hart. |
Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. | Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij! |
Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. | Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt. |
Bewaar mij, o God, want bij U schuil ik. | Behoed mij, God, ik schuil bij u. |
Want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. | Want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’ |
Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand. | Wees niet bang, want Ik ben bij je, vrees niet, want Ik ben je God. Ik zal je sterken, Ik zal je helpen, je steunen met mijn bevrijdende rechterhand. |
Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het. | Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen Mij, en terecht, want dat ben Ik ook. |
Want het leven is mij Christus en het sterven gewin. | Want voor mij is leven Christus en sterven winst. |
Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. | Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. |
Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. | Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. |
Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden. | Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben Ik in hun midden. |
Want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt. | Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. |
Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht. | Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: “Uit hem komen ook wij voort.” |
Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkander, want de liefde bedekt tal van zonden. | Heb elkaar vóór alles innig lief, want liefde bedekt tal van zonden. |
Want des Heren woord is waarachtig, al zijn werk geschiedt in trouw. | Oprecht is het woord van de HEER, alles wat Hij doet is betrouwbaar. |
Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. | Gelukkig wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. |
Want in veel wijsheid ligt veel verdriet, en als iemand kennis vermeerdert, vermeerdert hij smart. | Want wie veel wijsheid heeft, heeft veel verdriet. En wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart. |
Want wie mij vindt, heeft het leven gevonden, hij heeft van de Here welgevallen verkregen. | Want wie mij vindt, vindt het leven, en ontvangt de gunst van de HEER. |
Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. | Want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ |
Want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen. | We leven nu immers vanuit vertrouwen, zonder al echt te zien. |