Want het is de HEER die wijsheid schenkt, zijn woorden bieden kennis en inzicht. | Want de Here geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid. |
Wees niet bang, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie in zijn goedheid het koninkrijk geschonken. | Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven. |
Want in een oogwenk is je geld verdwenen: het krijgt vleugels en vliegt weg als een arend. | Tob u niet af voor rijkdom, zie van uw voornemen af; richt gij uw oog erop, hij is er niet meer; want plotseling maakte hij zich vleugels, als een arend vliegt hij ten hemel. |
Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. | Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. |
Ieder die zondigt overtreedt Gods wet, want zondigen is Gods wet overtreden. | Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid. |
De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade. | Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. |
Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. | Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. |
Wees elkaar niets schuldig, behalve liefde, want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. | Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. |
Want Ik ben de HEER, je God, Ik neem je bij je rechterhand en zeg je: Wees niet bang, Ik zal je helpen. | Want Ik, de Here, uw God, grijp uw rechterhand vast; die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u. |
Wijs mij de weg van uw waarheid en onderricht mij, want U bent de God die mij redt, op U blijf ik hopen, elke dag weer. | Leid mij in uw waarheid en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag. |
Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: “Uit hem komen ook wij voort.” | Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht. |
Laat die kinderen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij. | Maar Jezus zeide: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen. |
Daarom moeten ook jullie klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht. | Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen. |
In vrede leg ik mij neer en meteen slaap ik in, want U, HEER, laat mij wonen in een vertrouwd en veilig huis. | In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen, want Gij alleen, o Here, doet mij veilig wonen. |
Ze zal een zoon baren. Geef Hem de naam Jezus, want Hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden. | Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden. |
Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. ‘Kom tot inkeer,’ zei Hij, ‘want het koninkrijk van de hemel is nabij!’ | Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. |
Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. | Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven. |
Blijf juist volharden, want als u de wil van God doet, zult u ontvangen wat u beloofd is. | Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is. |
Want de HEER is onze rechter, de HEER is onze wetgever, de HEER is onze koning, Hij zal ons redden. | Want de Here, onze Rechter, de Here, onze Wetgever, de Here, onze Koning, Hij zal ons verlossen. |
Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’ | Jezus zag hen aan en zeide: Bij mensen is het onmogelijk, maar niet bij God; want alle dingen zijn mogelijk bij God. |
Laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen, want Hij die de belofte heeft gedaan is trouw. | Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw. |
De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk.’ | En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen. |
Want ieder die uit God geboren is, overwint de wereld. En de overwinning op de wereld hebben wij behaald met ons geloof. | Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof. |
Want eens was u duisternis maar nu bent u licht, nu u de Heer toebehoort. Ga de weg van de kinderen van het licht. | Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts. |
Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed. | Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij. |