Als iemand zich verbergt,
zou Ik hem dan niet zien? – spreekt de HEER.
Ben Ik niet overal,
in de hemel en op aarde? – spreekt de HEER.
zou Ik hem dan niet zien? – spreekt de HEER.
Ben Ik niet overal,
in de hemel en op aarde? – spreekt de HEER.
Niemand kan zich voor mij verbergen, ik zie alles. Want ik ben overal, in de hemel en op de aarde.
Zou iemand zich op verborgen plaatsen kunnen verbergen
en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE.
Vervul Ik niet de hemel en de aarde?
spreekt de HEERE.
en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE.
Vervul Ik niet de hemel en de aarde?
spreekt de HEERE.
Zou zich iemand in schuilhoeken kunnen verschuilen, dat Ik hem niet zou zien? luidt het woord des Heren. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? luidt het woord des Heren.
Zou iemand zich zó ver van Mij kunnen verbergen dat Ik hem niet zou zien? zegt de Heer. Ik ben toch overal in de hemel en overal op de aarde? zegt de Heer.