En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid. | Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, vol van genade en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. |
En dit is het getuigenis, namelijk dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon. | Dit getuigenis luidt: God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in zijn Zoon. |
Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst. | Want voor mij is leven Christus en sterven winst. |
En Hij zei tegen hen: Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen. | En Hij zei tegen hen: ‘Trek heel de wereld rond en verkondig het goede nieuws aan alle schepselen.’ |
Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen. | Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in Mij blijft en Ik in hem, zal hij veel vruchten voortbrengen. Maar zonder Mij kun je niets doen. |
Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen. | Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen. |
Toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem. | Wij weten: er is één God, de Vader, uit wie alles is ontstaan en voor wie wij zijn bestemd, en één Heer, Jezus Christus, door wie alles bestaat en door wie wij leven. |
Wie anders is het die de wereld overwint dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? | Wie anders kan de wereld overwinnen dan iemand die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? |
Daarom, aanvaard elkaar zoals ook Christus ons aanvaard heeft, tot heerlijkheid van God. | Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard. |
In de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam. | U weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht uit het zinloze leven dat u van uw voorouders had geërfd, maar met het kostbare bloed van Christus, als dat van een lam zonder smet of gebrek. |
Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe. | Ik laat jullie niet als wezen achter, Ik kom bij jullie terug. |
Deze Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen geworden is. | Jezus is de steen die door u, de bouwlieden, is verworpen, maar die nu de hoeksteen geworden is. |
Als u Mijn geboden in acht neemt, zult u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader in acht genomen heb en in Zijn liefde blijf. | Je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals Ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. |
Terwijl hij nog sprak, zie, een lichtende wolk overschaduwde hen; en zie, een stem uit de wolk zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem! | Hij was nog niet uitgesproken of een stralende wolk overdekte hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde. Luister naar Hem!’ |
U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt het terecht, want Ik ben het. | Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen Mij, en terecht, want dat ben Ik ook. |
U dan, mijn zoon, word gesterkt in de genade die in Christus Jezus is. | Mijn kind, wees sterk door de genade in Christus Jezus. |
Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen. | Als jullie in Mij blijven en mijn woorden in jullie, kun je vragen wat je wilt en het zal gebeuren. |
Deze dingen heb ik geschreven aan u die gelooft in de Naam van de Zoon van God, opdat u weet dat u het eeuwige leven hebt en opdat u gelooft in de Naam van de Zoon van God. | Dit alles schrijf ik u omdat u moet weten dat u eeuwig leven hebt, u die gelooft in de naam van de Zoon van God. |
Jezus dan zei tegen hen: Nog een korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen naar Hem Die Mij gezonden heeft. | Jezus zei: ‘Ik zal nog een korte tijd bij u zijn, dan ga Ik naar Hem die Mij gezonden heeft.’ |
En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont. | Want als de Geest van Hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal Hij die Christus heeft opgewekt ook uw sterfelijk lichaam levend maken door zijn Geest, die in u woont. |
Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven. | We weten ook dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht heeft gegeven om de ware God te kennen. En wij zijn in Hem, omdat we in zijn Zoon Jezus Christus zijn. Hij is de ware God, Hij is het eeuwige leven. |
Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars. | Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot inkeer op te roepen, maar zondaars. |
Want toen wij nog krachteloos waren, is Christus op de bestemde tijd voor goddelozen gestorven. | Toen wij nog hulpeloos waren is Christus immers voor ons, die op dat moment nog schuldig waren, gestorven. |
En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. | Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en Hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij Mij komen en drinken!’ |
Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal; want Hem heeft God de Vader verzegeld. | U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat blijft en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft Hem die volmacht gegeven. |