Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing.
Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij voedde zich met sprinkhanen en wilde honing.
Johannes liep in een jas van kameelhaar, en hij had een leren riem om. Hij leefde van sprinkhanen en honing.
Deze Johannes had kleding van kameelhaar en een leren gordel om zijn middel; zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honing.
Johannes droeg een mantel die van kameelhaar was gemaakt, met een leren gordel om zijn middel. Hij leefde van sprinkhanen en honing van wilde bijen.
Gerelateerde onderwerpen
Kleding
Uw sieraad zij niet...
Voedsel
Omdat Hij de dorstende...
Liefde
De liefde is lankmoedig...
Hoop
Want Ik weet, welke...
Geloof
Daarom zeg Ik u...
Familie
Wat ik u heden...