Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd. | Wij dachten dat Hem dat allemaal overkwam omdat Hij door God werd gestraft! Maar Hij heeft ónze ziekten op zich genomen en ónze pijn weggedragen. |
Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is. | Maar wees er niet blij over dat de duivelse geesten jullie gehoorzamen. Wees er liever blij over dat jullie naam staat opgeschreven in de hemel. |
God slaat echter geen acht op de tijd waarin men Hem niet kende, maar roept nu overal alle mensen op tot inkeer te komen. | Vroeger stond God het toe dat wij niets van Hem af wisten. Maar nu zegt God dat alle mensen in Hem moeten geloven en moeten gaan leven zoals Hij het wil. |
Iedereen die aan een wedstrijd deelneemt beheerst zich in alles; atleten doen het voor een vergankelijke erekrans, wij echter voor een onvergankelijke. | En mensen die aan een sportwedstrijd meedoen, kunnen niet maar doen waar ze zin in hebben. Ze moeten hard trainen. Zíj doen dat om een aardse prijs te winnen. Maar wíj werken voor een eeuwige prijs! |
De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich berouwvol op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.” | Maar de belasting-ontvanger bleef op een afstand van de tempel staan en wilde zelfs niet naar de hemel opkijken. Hij wrong zijn handen van spijt en zei: 'God, vergeef mij alstublieft de slechte dingen die ik heb gedaan!' |
Ik hecht echter geen enkele waarde aan het behoud van mijn leven, als ik mijn levenstaak maar kan voltooien en de opdracht uitvoeren die ik van de Heer Jezus ontvangen heb: getuigen van het evangelie van Gods genade. | Maar ik vind dat allemaal niet belangrijk. Ik vind niets belangrijk, zelfs mijn eigen leven niet. Ik wil blij alles doen wat Jezus van mij vraagt. De taak die Hij mij heeft gegeven, wil ik helemaal afmaken. Die taak is: het goede nieuws van Gods liefdevolle goedheid aan de mensen vertellen. |
Weiger elkaar de gemeenschap niet, of het moest zijn dat u er wederzijds mee instemt u enige tijd aan het gebed te wijden. Kom daarna echter weer samen; anders zal Satan uw gebrek aan zelfbeheersing gebruiken om u te verleiden. | Het kan gebeuren dat je samen afspreekt om een poosje niet met elkaar naar bed te gaan. Bijvoorbeeld omdat je meer tijd wilt hebben om te bidden. Maar daarna ga je weer gewoon met elkaar naar bed. Anders krijgt de duivel de kans om je te verleiden tot verkeerde dingen, omdat je je niet kan beheersen. |
Ik vertrouw op uw liefde: mijn hart zal juichen omdat U redding brengt, ik zal zingen voor de HEER, Hij heeft naar mij omgezien. | Ik vertrouw op uw goedheid en uw liefde. Mijn hart juicht omdat ik zeker weet dat U me zal redden. Ik zing voor de Heer omdat Hij goed voor me is geweest. |
Moeten we nu vaststellen dat de wet hetzelfde is als de zonde? Absoluut niet. Ik ben me echter pas door de wet bewust geworden van de zonde. Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is.’ | Hoe zit het dan? Is de wet dan iets slechts? Nee, helemaal niet. Want zonder de wet zou ik niet geweten hebben wat slecht is. Ik zou bijvoorbeeld niet geweten hebben dat jaloersheid verkeerd is, als de wet niet had gezegd dat je niet jaloers mag zijn. |
Maar bemiddeling is niet nodig wanneer er maar één is die handelt, en God is één. | Zo iemand is er niet als er maar één partij is. Hij is er alleen als er meer partijen zijn. God is Eén en Hij was de enige partij toen Hij zijn belofte aan Abraham gaf. Maar de wet is een verbond tussen twee partijen: God en Israël. |
U, HEER, bent een schild om mij heen, U bent mijn eer, U houdt mij staande. | Maar Heer, U beschermt mij als een schild. Mijn eer is in U. Daardoor kan ik met opgeheven hoofd lopen. |
Maar Jezus is dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst, in die zin dat Hij bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft gekregen in betere beloften. | Maar Jezus kreeg een veel belangrijker taak dan de priesters, omdat het verbond dat Hij ging sluiten een veel beter verbond is. Dat verbond is beter, omdat er betere beloften bij horen. |
Maar ik, ik zal uw sterkte roemen, in de morgen uw trouw bezingen: U bent voor mij altijd een burcht geweest, een toevlucht in tijden van nood. | Maar ik zal zingen over uw kracht. Elke morgen zal ik vrolijk zingen over uw liefde. Want bij U ben ik zo veilig als in een burcht. U bent mijn veilige plaats in moeilijkheden. |
Ik weet: mijn redder leeft, en Hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen. | Want ik weet dat mijn Redder leeft. Uiteindelijk zal Hij mij uit het stof optillen, zodat alles weer goed komt. |
Wij hebben niets in deze wereld meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen. Wij hebben voedsel en kleren, laten we daar tevreden mee zijn. | Want we hebben niets op de wereld meegebracht toen we geboren werden, en het is duidelijk dat we ook niets uit de wereld kunnen meenemen als we sterven. Als we onderdak, eten, drinken en kleren hebben, moeten we tevreden zijn. |
Jezus zei: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’ | Hij zei tegen hen: "Wat voor mensen niet mogelijk is, is voor God wél mogelijk." |
Maar als wij hopen op wat we nog niet zien, blijven we in afwachting daarvan volharden. | Maar wij kijken uit naar iets wat er nog níet is. En we zijn er zeker van dat het komt. Daarom wachten we er vol vertrouwen geduldig op. |
Maar ik, ik blijf uitzien naar de HEER, ik blijf hopen op de God die mij redding zal brengen. Hij zal mij horen, mijn God. | Micha zegt namens Israël: Maar ik zal blijven vertrouwen op de Heer. Ik zal wachten op de God die mij redt. Mijn God zal mij horen roepen. |
Omdat God mij echter tot op de dag van vandaag bijstaat, blijf ik mijn getuigenis zonder onderscheid aan iedereen bekendmaken, en daarbij zeg ik niets anders dan wat volgens de profeten en Mozes moest gebeuren, namelijk dat de messias zou lijden en sterven en dat Hij als eerste van de doden zou opstaan om aan zijn eigen volk en aan de andere volken het licht te verkondigen. | Maar God heeft mij altijd geholpen. En dat doet Hij nog steeds. Zo sta ik hier dus en vertel u niets anders dan wat de profeten en Mozes ook al hebben gezegd. Zij zeiden dat de Messias zou lijden. En dat Hij de eerste zou zijn die uit de dood zou opstaan. Ook dat Hij aan het Joodse volk en aan de andere volken het licht van het goede nieuws zou brengen. |
Nu dan – spreekt de HEER –, keer terug tot Mij met heel je hart, door te vasten, te treuren en te rouwen. | Maar ook nu nog zegt de Heer: "Kom terug bij Mij! Dien Mij met je hele hart. Laat zien dat jullie werkelijk spijt hebben van alles waarin jullie Mij ongehoorzaam zijn geweest." |
Er is bijna niemand die voor een rechtvaardig mens wil sterven; slechts een enkeling durft voor een goed mens zijn leven te geven. Maar God bewijst ons zijn liefde, doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. | Het is al heel bijzonder als iemand zijn leven wil geven om een góed mens te redden. Misschien heeft iemand daar nog de moed voor. Maar Christus heeft zijn leven voor ons gegeven toen we nog sléchte mensen waren. Daarmee bewijst God hoeveel Hij van ons houdt. |
Maar wie niet weet wat zijn heer wil en zo handelt dat hij slaag verdient, zal weinig slagen te verduren krijgen. Van iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, en hoe meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van hem worden gevraagd. | Maar iemand die niet wist wat de wil van zijn heer was en verkeerde dingen heeft gedaan, zal een lichte straf krijgen. Als aan iemand veel is gegeven, zal er veel van hem worden gevraagd. En als aan iemand veel is toevertrouwd, zal er veel van hem worden geëist. |
Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. | Maar wij zijn bewoners van een Koninkrijk in de hemel. En zo moeten wij ook leven. En daar vandaan verwachten we ook de Heer Jezus Christus als onze Redder. |
Aan ons heeft God dit geopenbaard, door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God. | En nu heeft God aan óns zijn plan bekend gemaakt door zijn Geest. Want Gods Geest weet alles. Hij weet ook de diepste gedachten en plannen van God. |
Zonder geloof is het onmogelijk God vreugde te geven; wie Hem wil naderen moet immers geloven dat Hij bestaat en dat Hij beloont wie Hem zoeken. | Maar als iemand geen geloof heeft, kan God onmogelijk blij met hem zijn. Want als iemand naar God toe komt, moet hij geloven dat HIJ IS wie Hij zegt dat Hij is, en dat Hij de mensen beloont die werkelijk naar Hem verlangen. |