Bijbelteksten over 'Haten'
- Tegen jullie die naar Mij luisteren zeg Ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen.
- Gelukkig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten en buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen.
- Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.
- Wie ontzag heeft voor de HEER, haat het kwaad.
Ik verafschuw trots en hoogmoed,
valsheid en leugens. - Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je. Blijf geen wraakzucht of wrok koesteren, maar heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de HEER.
- Wanneer de wereld je haat, bedenk dan dat ze Mij eerder haatte dan jullie.
- Een vals karakter zaait voortdurend tweedracht,
een lasteraar drijft vrienden uit elkaar. - Dit zeg Ik daarover: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen.
- U die de HEER bemint: haat het kwade.
Hij behoedt het leven van wie Hem trouw zijn,
uit de greep van de goddelozen bevrijdt Hij hen. - Als iemand zegt: ‘Ik heb God lief,’ maar hij haat zijn broeder of zuster, is hij een leugenaar. Want iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, liefhebben als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft.
- U verlangt naar iets, maar krijgt het niet. U bent jaloers en moordlustig, maar bereikt uw doel niet. U bekvecht en twist met elkaar. U krijgt niets omdat u niet bidt.