Gij zijt mijn schuilplaats en mijn schild, ik hoop op uw woord. | Bij U schuil ik, U bent mijn schild, in uw woord stel ik mijn hoop. |
Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen. | Dit zeg Ik daarover: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen. |
Ten slotte, weest allen eensgezind, medelijdend, hebt de broeders lief, weest barmhartig en ootmoedig. | Tot slot, wees allen eensgezind, leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters, wees barmhartig en bereid de minste te zijn. |
Want Hij weet, hoe mijn wandel is; toetste Hij mij, ik kwam als goud te voorschijn. Mijn voet bleef vast in zijn spoor, ik hield zijn weg zonder af te buigen. | Maar Hij kent de wegen die ik kies; als Hij me toetste, zou ik puur als goud zijn. Ik ben in zijn spoor getreden, zonder af te buigen volgde ik zijn weg. |
Al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig. | Al bezwijkt mijn hart en vergaat mijn lichaam, de rots van mijn bestaan, al wat ik heb, is God, nu en altijd. |
Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. | Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. |
Ik zocht de Here en Hij antwoordde mij, Hij redde mij uit al mijn verschrikkingen. | Ik zocht de HEER en Hij gaf antwoord, Hij heeft mij van alle angst bevrijd. |
Ik zal U loven in oprechtheid des harten, wanneer ik uw rechtvaardige verordeningen leer. | Ik zal U loven met een oprecht hart als ik uw rechtvaardige voorschriften leer. |
Vrouwen, weest uw man onderdanig, gelijk het betaamt in de Here. Mannen, hebt uw vrouw lief en weest niet ruw tegen haar. | Vrouwen, erken het gezag van uw man, zoals het volgelingen van de Heer past. Mannen, heb uw vrouw lief en wees niet bitter tegen haar. |
Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden? | Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? |
Verwerf wijsheid, verwerf inzicht, vergeet niet en wijk niet af van de woorden mijns monds. | Streef naar wijsheid, zoek naar inzicht, wijk niet af van wat ik zeg, vergeet het niet. |
Want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de Here, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm; daarom heeft u de Here, uw God, geboden de sabbatdag te houden. | Bedenk dat u zelf slaaf was in Egypte totdat de HEER, uw God, u met sterke hand en opgeheven arm bevrijdde. Daarom heeft Hij u opgedragen de sabbat te houden. |
En onderhoud de geboden van de Here, uw God, door in zijn wegen te wandelen en Hem te vrezen. | Leef daarom zijn geboden na door de weg te volgen die Hij u wijst en door ontzag voor Hem te tonen. |
Maar tot u, die Mij hoort, zeg ik: Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen, die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen. | Tegen jullie die naar Mij luisteren zeg Ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen. |
Wees niet wijs in eigen ogen, vrees de Here en wijk van het kwaad; het zal medicijn wezen voor uw vlees, en lafenis voor uw gebeente. | Wees niet eigenzinnig, maar heb ontzag voor de HEER en ga het kwaad uit de weg. Het zal je sterken als een medicijn, het verkwikt je lichaam. |
Groter blijdschap ken ik niet, dan dat ik hoor, dat mijn kinderen in de waarheid wandelen. | Niets verheugt mij meer dan te horen dat mijn kinderen de weg van de waarheid volgen. |
Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid; was mij geheel van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. | Wees mij genadig, God, in uw trouw, U bent vol erbarmen, wis mijn wandaden uit, was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. |
Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen. | Als je broeder of zuster tegen je zondigt, moet je die persoon onder vier ogen daarop aanspreken. Als hij luistert, heb je hem teruggewonnen. |
Mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde. | Ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen Mij en de aarde. |
Jezus antwoordde hun en zeide: Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft. | Jezus zei: ‘Wat Ik onderwijs heb Ik niet van mijzelf, maar van Hem die Mij gezonden heeft.’ |
Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here, uw God, u geven zal. | Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal. |
Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven. | Mijn plan met jullie staat vast – spreekt de HEER: Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk; Ik zal je een hoopvolle toekomst geven. |
Houd valsheid en leugentaal verre van mij, geef mij armoede noch rijkdom, voed mij met het brood, mij toebedeeld. | Houd me ver van leugen en bedrog. Maak me niet arm, maar ook niet rijk, voed me slechts met wat ik nodig heb. |
Here, al mijn verlangen ligt voor U open, mijn zuchten is voor U niet verborgen. | Heer, al mijn verlangens zijn U bekend, mijn zuchten is U niet verborgen. |
Bij U, Here, schuil ik, laat mij nimmer beschaamd worden. Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid. | Bij u, HEER, schuil ik, maak mij nooit te schande. Bevrijd mij en doe mij recht. |