O Here, Gij zijt mijn God, U zal ik verheffen, uw naam loven, want Gij hebt wonderen gedaan, raadsbesluiten uit een ver verleden in waarheid en trouw volvoerd. | HEERE, U bent mijn God, ik zal U roemen, Uw Naam loof ik. Want U hebt wonderen gedaan. Uw raadsbesluiten zijn van oudsher vast en zeker. |
Maar gij zult de Here, uw God, dienen; dan zal Hij uw brood en uw water zegenen en Ik zal ziekte uit uw midden verwijderen. | U moet de HEERE, uw God, dienen. Dan zal Hij uw brood en uw water zegenen. Ik zal ziekte uit uw midden doen wijken. |
Alles wat adem heeft, love de Here. Halleluja. | Laat alles wat adem heeft de HEERE loven. Halleluja! |
Maar omstreeks middernacht baden Paulus en Silas en zongen Gods lof, en de gevangenen luisterden naar hen. | En omstreeks middernacht baden Paulus en Silas en zongen lofzangen voor God. En de gevangenen luisterden naar hen. |
God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. | God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. |
Loof de Here, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam. | Loof de HEERE, mijn ziel, en al wat in mij is, Zijn heilige Naam. |
Al zou de vijgeboom niet bloeien, en er geen opbrengst aan de wijnstokken zijn, de vrucht van de olijfboom teleurstellen; al zouden de akkers geen spijs opleveren, de schapen uit de kooi verdreven zijn en er geen runderen in de stallingen zijn, nochtans zal ik juichen in de Here, jubelen in de God van mijn heil. | Al zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn, al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen en zullen de velden geen voedsel voortbrengen, al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn en er geen rund in de stallen over zijn – ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil. |
Looft de Here, want Hij is goed, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. | Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. |
Van U, o Here, is de grootheid en de kracht, de heerlijkheid, de roem en de majesteit, ja, alles wat in de hemel en op de aarde is; van U is de heerschappij, o Here, en Gij zijt als hoofd boven alles verheven. | Van U, HEERE, is de grootheid, de macht, de luister, de kracht en de majesteit. Want alles wat in de hemel en op de aarde is, is van U. Van U, HEERE, is het Koninkrijk, en U hebt Zich verheven tot een Hoofd boven alles. |
O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water. | O God, U bent mijn God! U zoek ik vroeg in de morgen; mijn ziel dorst naar U, mijn lichaam verlangt naar U in een land, dor en dorstig, zonder water. |
Mijn mond is vervuld van uw lof, de ganse dag van uw luister. | Laat mijn mond vervuld worden met Uw lof en met Uw luister, de hele dag. |
Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting, die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden. | Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de barmhartigheden en de God van alle vertroosting, Die ons troost in al onze verdrukking, zodat wij hen kunnen troosten die in allerlei verdrukking zijn, met de vertroosting waarmee wij zelf door God getroost worden. |
Daarom zijt Gij groot, Here Here, want niemand is U gelijk en geen God is er behalve Gij naar al wat wij met onze oren gehoord hebben. | Daarom bent U groot, Heere God, want er is niemand zoals U, en er is geen God dan U alleen, zoals blijkt uit alles wat wij met onze eigen oren gehoord hebben. |
Zingt Gode, psalmzingt zijn naam, baant de weg voor Hem die door de vlakten rijdt; Here is zijn naam, juicht dan voor zijn aangezicht. Hij is de vader der wezen en de rechter der weduwen, God in zijn heilige woning. | Zing voor God, zing psalmen voor Zijn Naam; baan de wegen voor Hem Die door de vlakten rijdt, want HEERE is Zijn Naam; spring op van vreugde voor Zijn aangezicht. Vader van de wezen en Rechter van de weduwen: dát is God in Zijn heilige woning. |
Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen. | Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen. |
Treedt toe, laten wij ons nederwerpen en ons buigen, knielen voor de Here, onze Maker. | Kom, laten wij ons neerbuigen en neerbukken, laten wij knielen voor de HEERE, Die ons gemaakt heeft. |
Want uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zullen U roemen. Zo wil ik U prijzen mijn leven lang, in uw naam mijn handen opheffen. | Uw goedertierenheid is immers beter dan het leven; daarom zullen mijn lippen U prijzen. Zo zal ik U loven in mijn leven, in Uw Naam zal ik mijn handen opheffen. |
Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God! | Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God. |
Dan zult gij Mij aanroepen en heengaan en tot Mij bidden, en Ik zal naar u horen. | Dan zult u Mij aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren. |
Want er staat geschreven: (Zo waarachtig als) Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven. | Want er staat geschreven: Zo waar als Ik leef, zegt de Heere: Voor Mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God belijden. |
Looft de Here, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend. | Loof de HEERE, roep Zijn Naam aan, maak Zijn daden bekend onder de volken. |
Er is niemand heilig gelijk de Here, want niemand is er buiten U, en er is geen rots gelijk onze God. | Er is niemand zo heilig als de HEERE, want er is niemand buiten U, en er is geen rotssteen als onze God. |
Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel smacht naar U als een dorstig land. sela | Ik spreid mijn handen naar U uit, mijn ziel ligt voor U als een dorstig land. Sela |
Ik heb tot de Here gezegd: Gij zijt mijn Here, ik heb geen goed buiten U. | Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere; mijn goedheid is niet voor U. |
Nu roem, verhef en verheerlijk ik, Nebukadnessar, de Koning des hemels, wiens werken alle waarheid en wiens paden recht zijn, en die hen die in hoogmoed wandelen, vermag te vernederen. | Ik, Nebukadnezar, prijs, roem en verheerlijk nu de Hemelkoning, omdat al Zijn daden waarheid zijn en Zijn paden gerechtigheid: Hij is in staat te vernederen wie in hoogmoed hun weg gaan. |